Hierna volgt deel 1 (van 3) van de but seriously dagvaarding - TopicsExpress



          

Hierna volgt deel 1 (van 3) van de but seriously dagvaarding inzake Van de Waarsenburg/ING (mét artikel 6:193a e.v. BW). (1/3) Vandaag, de tweeduizendendertien heb ik, op verzoek van PAULUS LOUIS ODA VAN DE WAARSENBURG, hierna te noemen: eiser, procederend in persoon, die in deze zaak woonplaats kiest op het kantoor van Aarts & Van de Waarsenburg Advocaten/advocaat de heer mr. P.L.O. van de Waarsenburg, gevestigd te (6524 EH) Nijmegen, aan de Sint Annastraat 57, terwijl tevens woonplaats wordt gekozen te Amsterdam ter griffie van de Rechtbank Amsterdam, Afdeling privaatrecht, team kanton, GEDAGVAARD de naamloze vennootschap ING BANK N.V., hierna te noemen: gedaagde, gevestigd te (1014 BL) Amsterdam, aan de Haarlemmerweg 512, op welk adres de dagvaarding is uitgebracht, waarbij een afschrift is overhandigd aan: om op tweeduizendendertien, om uur des middags, in persoon dan wel bij gemachtigde te verschijnen op de terechtzitting van de Rechtbank Amsterdam, Afdeling privaatrecht, team kanton. Deze terechtzitting zal gehouden worden in het gerechtsgebouw te (1076 AV) Amsterdam, aan de Parnassusweg 220. Gedaagde kan er ook voor zorgen dat een met redenen omklede schriftelijke conclusie van antwoord (in tweevoud) vóór die terechtzitting ter griffie van de Rechtbank Amsterdam, Afdeling privaatrecht, team kanton, wordt ingediend, of op die terechtzitting aan de kantonrechter wordt overhandigd. De conclusie van antwoord vermeldt de bewijsmiddelen waarover gedaagde kan beschikken ter staving van de gronden van haar verweer alsmede de getuigen die zij daartoe kan doen horen. Gedaagde dient tegelijkertijd een afschrift van het exploot van de dagvaarding te overleggen. De Rechtbank kan aan gedaagde, indien zij daarom vraagt, uitstel verlenen om een conclusie van antwoord in te dienen. Indien gedaagde niet zelf, of bij gemachtigde mondeling of schriftelijk antwoordt, noch om uitstel verzoekt, bestaat er de mogelijkheid, dat de Rechtbank de hierna omschreven vordering van eiser bij verstek zal toewijzen, tenzij de Rechtbank deze vordering onrechtmatig of ongegrond acht. Op deze terechtzitting zal op basis van de hieronder weergegeven feiten, de daarna volgende eis worden ingesteld: ALGEMEEN 1. Aan het uitbrengen van deze dagvaarding is onder andere de volgende gebeurtenis vooraf gegaan: in 1968 speelde er in de Amerikaanse staat Minnesota een rechtszaak, aangespannen door advocaat Jerome Daly, die aanvocht de voorgenomen inbeslagname van zijn huis door de bank, die hem daarvoor ooit een geldlening tegen - uiteraard - rente had verstrekt. Dalys argument luidde: het hypotheekcontract tussen hem en de bank vereist dat eenieder wettig bezit – een goed dat, of een zaak die al existeert – moet inbrengen. 2. Daly maakte ook duidelijk dat het geld feitelijk geen eigendom van de bank was, omdat het – dat geld; die Amerikaanse dollars – uit het niets was gecreëerd, direct na het ondertekenen van het contract tussen hem en de bank. De rechtbank besliste, dat er daarom geen sprake was van een rechtsgeldige overeenkomst. Bij vonnis d.d. 09-12-1968 (productie 1) verwierp de rechtbank (rechter Martin V. Mahoney) de door de bank ingediende eis voor inbeslagname van het huis en Daly mocht daarin blijven wonen. (en.wikipedia.org/wiki/First_National_Bank_of_Montgomery_v._Jerome_Daly. Het betreft Amerikaanse jurisprudentie - vonnis van een zogenaamd vrederechter; nl.wikipedia.org/wiki/Vredegerecht -, welke een Nederlandse rechter normaliter links laat liggen, in het kader van haar of zijn oordeel. Echter, ook in deze kwestie draait het om de feitelijke, niet door enige wet gesanctioneerde praktijk van gedaagde, in de vorm van geldcreatie uit het niets, waarna zij over dat geld uit het niets, zonder onderliggende dekking, van een ander - eiser bijvoorbeeld - rente verlangt. Met andere woorden, eiser kan zich niet verenigen deze, niet door enige wet gedragen bankpraktijk, laat staan dat hij kan instemmen met een daaraan gekoppeld nimmer te billijken recht, daarover een substantiële rentevergoeding te verlangen. Citaat uit voormeld vonnis van judge Mahoney: Only God can create something of value out of nothing (productie 1). 3. In deze situatie – banken creëren geld uit het niets – is tot op de dag van vandaag geen verandering gekomen. In tegenstelling tot anderen – niet-banken –, kan een bank geld – bijvoorbeeld een bedrag in euro’s – creëren, door dat bedrag in een computer aan te slaan, waarna die bank dat bedrag - dat geld -, door middel van een druk op de computerknop, aan een ander kan uitlenen (digitale geldtransfer), in ruil voor door die bank bedongen aflossing en rente. In dat kader refereert eiser onder andere aan: - dailypaul/87184/jerome-daly-the-man-who-humbled-the-federal-reserve ; - criminalbankingmonopoly.wordpress/montgomery-vs-daly/ ; - en.wikipedia.org/wiki/Martin_Mahoney . dailypaul/87184/jerome-daly-the-man-who-humbled-the-federal-reserve. 4. Als eiser liegt over de gangbare praktijk van een tevens fractioneel reserve bankierende gedaagde, dan liegt hij in commissie. Senator Ron Paul : As Murray Rothbard put it, Fractional reserve banks ... create money out of thin air. Essentially they do it in the same way as counterfeiters. Counterfeiters, too, create money out of thin air by printing something masquerading as money or as a warehouse receipt for money. In this way, they fraudulently extract resources from the public, from the people who have genuinely earned their money. In the same way, fractional reserve banks counterfeit warehouse receipts for money, which then circulate as equivalent to money among the public. There is one exception to the equivalence: The law fails to treat the receipts as counterfeit; bron: examiner/article/ron-paul-our-current-banking-system-is-about-counterfeiting-money. Eiser licht alvast een tipje van zijn sluier op, met zijn vraag aan gedaagde, op welke legitieme leest, het door gedaagde uit het niets in existentie brengen van digitaal geld, zonder onderliggende dekking, is geschoeid. Daarbij gaat eiser er gevoeglijk vanuit dat aan deze praktijk van gedaagde een concrete, níet voor meerdere uitleg vatbare, op democratische leest geschoeide gecodificeerde regel ten grondslag ligt. Echter, volgens eiser maakt ook het lezenswaardige artikel van Dr. Roelf Haan niet duidelijk waar kan worden gevonden de wet of het wetsartikel van geldcreatie uit het niets. Gedaagde moet nader uitsluitsel daarover geven; mjvdl.files.wordpress/2013/10/dw-april-2013-in-zwart.pdf ). RELEVANTE (WETTELIJKE) DEFINITIES 5. Artikel 1:1 Wft (Wet financieel toezicht) definieert de term bank als volgt: degene die zijn bedrijf maakt van het buiten besloten kring ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen. Dit artikel suggereert dat opvorderbare gelden worden aangewend voor kredietuitzettingen. Dat heeft niet in de laatste plaats te maken met de in dat artikel opgenomen zinsnede en (in plaats van of; PW) van het voor eigen rekening (de bank is eigenaar(!) geworden van de door haar verkregen opvorderbare gelden; PW) verrichten van kredietuitzettingen. Datzelfde artikel definieert de term krediet als volgt: het aan een consument ter beschikking stellen van een geldsom, ter zake waarvan de consument gehouden is een of meer betalingen te verrichten. Ook in dat artikel komt voor het begrip opvorderbare gelden. Opvorderbare gelden zijn volgens artikel 1:1 Wft: gelden die op enig moment terugbetaald moeten worden, uit welke hoofde dan ook, en waarvan op voorhand duidelijk is welk nominaal bedrag moet worden terugbetaald. Nogmaals, de bank is eigenaar (geworden) van die door haar verkregen opvorderbare gelden en degenen van wie de bank die gelden heeft verkregen, heeft een vorderingsrecht, strekkende tot terugbetaling tot die gelden; zie onder andere de kwestie DSB, waaruit eens te meer bleek dat gedupeerde bankrekeninghouders, hun bij de bank gestalde gelden - onder andere door hen bij de bank ingebrachte, van een uniek nummer voorziene bankbiljetten; stoffelijk goed - niet konden terughalen (revindiceren), omdat zij geen eigenaar (meer) daar van waren. Zij hadden slechts op DSB/haar curator, een vordering tot betaling van een geldsom en zij moesten een beroep doen op het zogenaamde depositogarantiestelsel (dnb.nl/over-dnb/de-consument-en-dnb/de-consument-en-toezicht/depositogarantiestelsel/). 6. Volgens artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, een zogenaamde Capital Requirements Directive (CRD), dient onder een bank te worden verstaan: een onderneming waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het publiek in ontvangst nemen van depositos of van andere terugbetaalbare gelden en het verlenen van kredieten voor eigen rekening. 7. Zie voorts toezicht.dnb.nl/2/50-201916.jsp (website van De Nederlandsche Bank). Eiser betrok daarvan de volgende tekst: De betekenis van ‘bank’ in de Wet op het financieel toezicht (Wft) is van belang om te bepalen of bepaalde activiteiten onder één van de verboden van de wet vallen, dan wel of men in aanmerking kan komen voor een bankvergunning. Wat is een bank? Van een bank is sprake indien men zijn bedrijf maakt van het buiten besloten kring ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen. (...) Kredietuitzettingen Dit is het verstrekken van nominaal opvorderbare gelden aan een ander met het doel daardoor voordelen te krijgen. Nominaal opvorderbare gelden wil zeggen geld dat op enig moment terugbetaald moet worden, waarvan vaststaat hoeveel moet worden terugbetaald. De voordelen voor de geldverstrekker óf een aan hem gerelateerde partij moeten ‘op geld waardeerbaar’ zijn. Voor eigen rekening ‘Voor eigen rekening’ kredietuitzettingen verrichten, wil zeggen zelf het financiële risico lopen van die kredietuitzettingen. Indien iemand voor de kredietuitzettingen een winst- of verliesgerelateerde vergoeding ontvangt, handelt hij ook ‘voor eigen rekening’. Bedrijf maken van Iemand die buiten besloten kring opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen ter beschikking krijgt en voor eigen rekening kredietuitzettingen verricht, maakt zijn bedrijf van deze activiteiten als zij zelfstandig identificeerbaar zijn én niet uitsluitend dienen ter ondersteuning van (andere) hoofdactiviteiten. Als de hoofdactiviteiten financieel van aard zijn, maakt het niet uit dat het aantrekken en uitzetten van de gelden ter ondersteuning van de hoofdactiviteiten zijn. In dat geval is sprake van een bank. Aldus interpreteert DNB artikel 1:1 Wft en de facto ook artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, op de wijze zoals direct hierboven beschreven. 8. In artikel 1 BGfo Wft (Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft) vindt men als definitie: hypothecair krediet: overeenkomst inzake krediet met een consument, bij het aangaan waarvan een recht van hypotheek wordt gevestigd, strekkende tot verhaal bij voorrang van de vordering tot voldoening van de door de consument verschuldigde betaling, dan wel met betrekking waartoe reeds een zodanig recht is gevestigd en waarbij het krediet wordt verleend tegen een voor hypothecaire financieringen van de aanbieder gebruikelijk jaarlijks kostenpercentage’. 9. In het eerste decennium van deze eeuw, heeft DNB een (digitaal) boekwerk laten publiceren. Niets mag daaruit worden overgenomen, zonder voorafgaande toestemming van DNB. Bijna aan het eind van dit boek, dat wemelt van halve waarheden en/of onjuistheden en/of onvolledigheden, wordt beschreven dat een bank het geld dat zij in bezit heeft, uitleent aan personen die daarom vragen. Daarbij zijn de volgende waarschuwingen op hun plaats: een bank kan voor jou digitaal geld creëren uit het niets en het geld dat jij op jouw bankrekening hebt geparkeerd, of hebt laten parkeren, is niet van jou maar van de bank. De bank is eigenaar daarvan (geworden). Dat is de (juridische) realiteit sinds jaar en dag, tenzij gedaagde met recht een andere mening is toegedaan. In dit kader wordt verder verwezen naar de gevallen DSB, MF Global en Cyprus. Kortom: uw geld bij de bank, is van de bank en niet van u. Overigens stelt de Amerikaanse auteur Mike Maloney - terecht - dat ons geld - in ieder geval onze digitale en papieren euros; fiatgeld; geld gebaseerd op vertrouwen - geen geld is, maar eigenlijk een valuta (of rekeneenheid, of koers, of ruilmiddel) omdat ons geld - deze digitale en papieren euros - géén, althans geen noemenswaardige intrinsieke waarde hebben. Maloney: They (valuta; PW) are not a store of value! Bij deze constatering heeft eiser lang bij stil gestaan, welke constatering tevens de geldcreatie door (centrale) banken als panacee voor groei, nogal wezensvreemd maakt, zeker in dit tijdsgewricht van nul of negatieve economische groei, waarin ook helder en duidelijk is dat geldcreatie zuur verdiende pensioen- en spaarcenten - valuta - minder waard maakt. In tegenstelling tot hen die het is gegeven (on)middellijk aan de knoppen te zitten van het geldscheppingsproces, of eigenlijk beter gesteld: in tegenstelling tot hen die op deze wijze aan de knoppen zitten, plukt het gros van de bevolking, waaronder eiser, daar de zure vruchten van, bijvoorbeeld in de vorm van afnemende koopkracht (geld-/valutaontwaardingdc), of hogere rentelasten. Hoewel Maloney ook een gesjeesde zakenman lijkt te zijn, stelt hij terecht vast dat de waarde van de valuta, bijvoorbeeld de euro, altijd terug gaat naar nul. Dat klopt, zeker als in aanmerking wordt genomen, het onomstotelijk vaststaande feit dat door de centennia en millennia heen, geen enkel fiatgeldsysteem - geen enkele valuta - het heeft gered, in tegenstelling tot met name goud dat altijd als betaalmiddel heeft kunnen dienen; zie youtube/watch?v=DyV0OfU3-FU. 10. In 2011 stelde de Socialistische Partij (SP) de wettelijke omschrijving van het begrip bank – terecht – aan de kaak. Kamerstuk 32.787 nr. C: De leden van de SP-fractie constateren dat de definitie van „bank‟ in artikel 1.1 van de Wft welhaast uit de 19e eeuw lijkt te stammen en geven de regering in overweging deze definitie te herzien. Zij zijn van mening dat geld endogeen (van binnenuit, of vanuit zichzelf; PW) door banken gecreëerd wordt overeenkomstig de Monetary Circuit Theory” (MCT: naast een centrale bank, bijvoorbeeld DNB-ECB, creëren ook commerciële banken, waaronder gedaagde, geld; PW) terwijl de definitie veronderstelt dat banken slechts intermediair zijn en geld door de centrale bank in omloop wordt gebracht. Daarmee slaat de SP de spijker op zijn kop, want de definitie van bank en daarmee óók de wet als definiërend instituut, strookt inderdaad niet met de 20e en 21e eeuwse werkelijkheid, ook wel genoemd: de door bijvoorbeeld gedaagde - géén bank in de zin van de Wft - gebezigde praktijk van digitale geldcreatie uit het niets, door middel van het aanslaan van een €-teken, gevolgd door een getal. Daarbij refereert eiser aan hetgeen hij hiervoor te berde heeft gebracht. Aldus is er nog steeds sprake van een uit 19e eeuw stammende, waarheidversluierende definitie van bank, welke definitie vormt: artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC. Dit overdrachtelijke stuk antiek, althans dit paard van Troje, althans deze richtlijn, stamt uit de 21e eeuw en vormt - om te beginnen - de bijl aan eisers wortel, omdat de (nationale) formele wetgever zich aan dit stuk supranationaal recht líjkt te moeten conformeren. 11. Eiser verklaart nu alvast hoe hij de zaak ziet. In het huidige tijdsgewricht moeten artikel 1:1 Wft en artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, de facto luiden: Het is banken toegestaan buiten besloten kring de beschikking te verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen en het is banken toegestaan uit het niets digitaal geld te creëren en indien nodig, achteraf - later! - reserves daarbij te zoeken, waarbij het de banken is toegestaan over dat door hen digitaal uit het niets gecreëerde geld, een rentevergoeding te verlangen. Ziedaar de paradox van een gedaagde, die als een soort van leeg spaarvarken, het kennelijke vermogen heeft tot digitale geldcreatie uit het niets, of in het geval van eiser: 0 (nul) = € 312.500,-, herstel: 0 (nul) = € 312.500,- + rente daarover. Wat eiser betreft kan en mag dit niet, op basis van onder andere artikel 1:1 Wft, artikel 1 BGfo Wft alsmede artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, noch kan en mag zulks geschieden op basis van het volgende criterium: Kredietinstellingen moeten ervoor zorgen dat ze een eigen vermogen hebben dat wat hoeveelheid, kwaliteit en verdeling betreft is afgestemd op de risicos waaraan ze blootgesteld zijn of kunnen worden. Derhalve moeten ze beschikken over strategieën en procedures om de toereikendheid van hun eigen vermogen te beoordelen en dit vermogen op peil te houden. (Richtlijn 2006/48/EC, onder punt 55(*)). Als artikel 1.1 Wft stelt, dat een bank krediet uitzet voor eigen risico, dan is dat een hoax, omdat gebleken is dat een bank als gedaagde dat deed en doet voor risico van de Staat der Nederlanden en miljoenen belastingplichtigen, waaronder eiser, die haar van de ondergang redden. Aldus werd en wordt ook dit wetsartikel ook op die basis en in de basis niet nageleefd door gedaagde. Eiser citeert nogmaals De Nederlandsche Bank: Voor eigen rekening’ kredietuitzettingen verrichten, wil zeggen zelf - zélf; PW - het financiële risico lopen van die kredietuitzettingen. Indien iemand voor de kredietuitzettingen een winst- of verliesgerelateerde vergoeding ontvangt, handelt hij ook ‘voor eigen rekening’. (toezicht.dnb.nl/2/50-201916.jsp). In dat kader denkt regelmatig aan de woorden van Willem Middelkoop: Het systeem verander je pas, als het oude systeem is ingestort, is geïmplodeerd, weg is (zie in dat kader: youtube/watch?v=OBahZHnV03U). 12. Zon richtlijn - Richtlijn 2006/48/EC - als schip dat vraagt om een ongedisciplineerde bemanning, zinkt hoe dan ook, of loopt op de klippen. Eiser is er zich terdege van bewust dat het project Europa, in de vorm van onder andere artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, mogelijk ooit de goede bedoeling was van eerlijke, oprechte en geëngageerde politici; toenadering, overleg, samenwerking, stabiliteit en vrede. Echter, kennelijk hadden zij geen verstand van, of onvoldoende zicht op financiële belangen en zaken - de bekende weeffouten -, althans zij waren niet alert genoeg, waarna anderen - bank- en andere zakenlieden -, mede onder pseudo-toezicht van de BIS, met een nog grotere financiële bal aan de haal zijn gegaan, indachtig onder meer artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, als deel van de boze en loze droom Europa, in de negertje van oom Tom, waarover de ultieme overlever (DSK) zich onlangs in niet mis te verstane bewoordingen heeft uitgelaten (gewoon-nieuws.nl/2013/11/dsk-voorspelt-doorbraak-populisten-eurosceptici/#.UpC7ycu9KSM). Daarbij plaatst eiser de opmerking dat hij best wil geloven dat Europa belangrijk is voor de vrede en stabiliteit, maar dat uitgerekend haar pleitbezorgers - zij stalen onze kroonjuwelen - daarmee aan de haal zijn gegaan. Eiser spreekt daar schande van en hij kan - zonodig - prima uitleggen waarom. Eiser hoopt in dat kader op een snelle ctrl-alt-del en een nieuw begin van een ander en beter Europees project, zonder de ruggengraat van falende babyolifanten in de porseleinkast, als Van Rompuy en Barroso, wier positie binnen de technocratie Europa, omgekeerd evenredig is aan hun perceptievermogen, hoewel met hen, op zichzelf beschouwd, helemaal niks mis is. Europa heeft potentie, absoluut, maar een niet gekozen president als mijn president, is - vanzelfsprekend - boven elke belachelijkheid verheven. Prins Carnaval heeft een hoger democratisch gehalte. Eiser ziet dit alles ook als oorzaak van het laten uitbrengen van deze dagvaarding; enfin, genoeg daarover, terug naar de feiten!
Posted on: Sat, 23 Nov 2013 16:51:51 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015