Ik ga nu met vakantie en fout of goed, hieraan(*) verander ik niks - TopicsExpress



          

Ik ga nu met vakantie en fout of goed, hieraan(*) verander ik niks meer, zo waarlijk helpe mij God almachtig en dit is een template! 󾌩 I/II (*)Vandaag, de tweeduizendendertien heb ik, op verzoek van PAULUS LOUIS ODA VAN DE WAARSENBURG, hierna te noemen: eiser, procederend in persoon, die in deze zaak woonplaats kiest op het kantoor van Aarts & Van de Waarsenburg Advocaten/advocaat de heer mr. P.L.O. van de Waarsenburg, gevestigd te (6524 EH) Nijmegen, aan de Sint Annastraat 57, terwijl tevens woonplaats wordt gekozen te Amsterdam ter griffie van de Rechtbank Amsterdam, Afdeling privaatrecht, team kanton, GEDAGVAARD de naamloze vennootschap ING BANK N.V., hierna te noemen: gedaagde, gevestigd te (1014 BL) Amsterdam, aan de Haarlemmerweg 512, op welk adres de dagvaarding is uitgebracht, waarbij een afschrift is overhandigd aan: om op tweeduizendendertien, om uur des middags, in persoon dan wel bij gemachtigde te verschijnen op de terechtzitting van de Rechtbank Amsterdam, Afdeling privaatrecht, team kanton. Deze terechtzitting zal gehouden worden in het gerechtsgebouw te (1076 AV) Amsterdam, aan de Parnassusweg 220. Gedaagde kan er ook voor zorgen dat een met redenen omklede schriftelijke conclusie van antwoord (in tweevoud) vóór die terechtzitting ter griffie van de Rechtbank Amsterdam, Afdeling privaatrecht, team kanton, wordt ingediend, of op die terechtzitting aan de kantonrechter wordt overhandigd. De conclusie van antwoord vermeldt de bewijsmiddelen waarover gedaagde kan beschikken ter staving van de gronden van haar verweer alsmede de getuigen die zij daartoe kan doen horen. Gedaagde dient tegelijkertijd een afschrift van het exploot van de dagvaarding te overleggen. De Rechtbank kan aan gedaagde, indien zij daarom vraagt, uitstel verlenen om een conclusie van antwoord in te dienen. Indien gedaagde niet zelf, of bij gemachtigde mondeling of schriftelijk antwoordt, noch om uitstel verzoekt, bestaat er de mogelijkheid, dat de Rechtbank de hierna omschreven vordering van eiser bij verstek zal toewijzen, tenzij de Rechtbank deze vordering onrechtmatig of ongegrond acht. Op deze terechtzitting zal op basis van de hieronder weergegeven feiten, de daarna volgende eis worden ingesteld: ALGEMEEN 1. Aan het uitbrengen van deze dagvaarding is onder andere het volgende gebeurde vooraf gegaan: in 1968 speelde er in de Amerikaanse staat Minnesota een rechtszaak, aangespannen door advocaat Jerome Daly, die aanvocht de voorgenomen inbeslagname van zijn huis door de bank, die hem daarvoor ooit een geldlening tegen - uiteraard - rente had verstrekt. Dalys argument luidde: het hypotheekcontract tussen hem en de bank vereist dat eenieder wettig bezit – een goed dat, of een zaak die al existeert – moet inbrengen. 2. Daly maakte ook duidelijk dat het geld feitelijk geen eigendom van de bank was, omdat het – dat geld; die Amerikaanse dollars – uit het niets was gecreëerd, direct na het ondertekenen van het contract tussen hem en de bank. De rechtbank besliste, dat er daarom geen sprake was van een rechtsgeldige overeenkomst. Bij vonnis d.d. 09-12-1968 (productie 1) verwierp de rechtbank (rechter Martin V. Mahoney) de door de bank ingediende eis voor inbeslagname van het huis en Daly mocht daarin blijven wonen. Uiteraard betreft het Amerikaanse jurisprudentie, welke een Nederlandse rechter normaliter links laat liggen, in het kader van haar of zijn oordeel. Echter, ook in deze kwestie draait het om de feitelijke, niet door enige wet gesanctioneerde praktijk van gedaagde, om geld uit het niets te creëren en daarover rente te verlangen. Met andere woorden: eiser kan zich niet verenigen deze – de facto – wetteloze bankpraktijk, laat staan dat hij kan instemmen met een daaraan gekoppeld nimmer te billijken recht, daarover een substantiële rentevergoeding te verlangen. Citaat uit voormeld vonnis: Only God can create something of value out of nothing (productie 1). 3. In deze situatie – banken creëren geld uit het niets – is tot op de dag van vandaag geen verandering gekomen. In tegenstelling tot anderen – niet-banken –, kan een bank geld – bijvoorbeeld een bedrag in euro’s – creëren, door dat in een computer aan te slaan, waarna die bank dat geld, door middel van een druk op de computerknop, aan een ander kan uitlenen (digitale geldtransfer), in ruil voor door die bank bedongen aflossing en rente. In dat kader refereert eiser onder andere aan: - dailypaul/87184/jerome-daly-the-man-who-humbled-the-federal-reserve ; - criminalbankingmonopoly.wordpress/montgomery-vs-daly/ ; - en.wikipedia.org/wiki/Martin_Mahoney . dailypaul/87184/jerome-daly-the-man-who-humbled-the-federal-reserve 4. Als eiser liegt over de gangbare praktijk van een tevens “fractioneel reserve bankierende” gedaagde, dan liegt hij in commissie. Senator Ron Paul : As Murray Rothbard put it, Fractional reserve banks ... create money out of thin air. Essentially they do it in the same way as counterfeiters. Counterfeiters, too, create money out of thin air by printing something masquerading as money or as a warehouse receipt for money. In this way, they fraudulently extract resources from the public, from the people who have genuinely earned their money. In the same way, fractional reserve banks counterfeit warehouse receipts for money, which then circulate as equivalent to money among the public. There is one exception to the equivalence: The law fails to treat the receipts as counterfeit; bron: examiner/article/ron-paul-our-current-banking-system-is-about-counterfeiting-money. Eiser licht alvast een tipje van zijn sluier op, met zijn vraag aan gedaagde, op welke legitieme leest, het door gedaagde uit het niets in existentie brengen van digitaal geld is geschoeid. Daarbij gaat eiser er gevoeglijk vanuit dat aan deze praktijk van gedaagde een concrete, op democratische leest geschoeide gecodificeerde regel ten grondslag ligt. Echter, ook het lezenswaardige artikel van Dr. Roelf Haan maakt niet duidelijk waar kan worden gevonden, “de wet of het wetsartikel van geldcreatie uit het niets”. Gedaagde kan wellicht uitsluitsel daarover geven, waarvoor bij voorbaat hartelijk dank! ( mjvdl.files.wordpress/2013/10/dw-april-2013-in-zwart.pdf ). RELEVANTE (WETTELIJKE) DEFINITIES 5. Artikel 1:1 Wft definieert de term bank als volgt: degene die zijn bedrijf maakt van het buiten besloten kring ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen. Datzelfde artikel definieert de term krediet als volgt: het aan een consument ter beschikking stellen van een geldsom, ter zake waarvan de consument gehouden is een of meer betalingen te verrichten. Ook in dat artikel komt voor het begrip opvorderbare gelden. Opvorderbare gelden zijn volgens artikel 1:1 Wft: gelden die op enig moment terugbetaald moeten worden, uit welke hoofde dan ook, en waarvan op voorhand duidelijk is welk nominaal bedrag moet worden terugbetaald. 6. Volgens artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, dient onder een bank te worden verstaan: “een onderneming waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het publiek in ontvangst nemen van depositos of van andere terugbetaalbare gelden en het verlenen van kredieten voor eigen rekening.” 7. Zie voorts toezicht.dnb.nl/2/50-201916.jsp (website van De Nederlandsche Bank). Eiser betrok daarvan het volgende tekst: De betekenis van ‘bank’ in de Wet op het financieel toezicht (Wft) is van belang om te bepalen of bepaalde activiteiten onder één van de verboden van de wet vallen, dan wel of men in aanmerking kan komen voor een bankvergunning. Wat is een bank? Van een bank is sprake indien men zijn bedrijf maakt van het buiten besloten kring ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen. (...) Kredietuitzettingen Dit is het verstrekken van nominaal opvorderbare gelden aan een ander met het doel daardoor voordelen te krijgen. Nominaal opvorderbare gelden wil zeggen geld dat op enig moment terugbetaald moet worden, waarvan vaststaat hoeveel moet worden terugbetaald. De voordelen voor de geldverstrekker óf een aan hem gerelateerde partij moeten ‘op geld waardeerbaar’ zijn. Voor eigen rekening ‘Voor eigen rekening’ kredietuitzettingen verrichten, wil zeggen zelf het financiële risico lopen van die kredietuitzettingen. Indien iemand voor de kredietuitzettingen een winst- of verliesgerelateerde vergoeding ontvangt, handelt hij ook ‘voor eigen rekening’. Bedrijf maken van Iemand die buiten besloten kring opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen ter beschikking krijgt en voor eigen rekening kredietuitzettingen verricht, maakt zijn bedrijf van deze activiteiten als zij zelfstandig identificeerbaar zijn én niet uitsluitend dienen ter ondersteuning van (andere) hoofdactiviteiten. Als de hoofdactiviteiten financieel van aard zijn, maakt het niet uit dat het aantrekken en uitzetten van de gelden ter ondersteuning van de hoofdactiviteiten zijn. In dat geval is sprake van een bank. 8. In het eerste decennium van deze eeuw, heeft DNB een boek, met een kleurige omslag laten drukken. De titel daarvan luidt: “De geschiedenis van ons geld”; ons geld…Om met Koot & Bie te spreken: “doet het uitstekend, in de open haard” (youtube/watch?v=-y0_LwhKSNA#t=00). Een digitale uitgave van dat boek is ook te vinden op het internet. Dat boek werd en wordt ook door onbevlekte jeugdigen onder ons gelezen. Niets mag daaruit worden overgenomen, zonder voorafgaande toestemming van DNB. Eiser is geneigd te zeggen: “gelukkig maar”. Bijna aan het eind van dit boek dat wemelt van halve waarheden en/of onjuistheden en/of onvolledigheden, wordt beschreven dat een bank het geld dat zij in bezit heeft, uitleent aan personen die daarom vragen. Daarbij zijn de volgende waarschuwingen op hun plaats: een bank kan “voor jou” digitaal geld creëren uit het niets en het geld dat “jij” op “jouw bankrekening” hebt geparkeerd, of hebt laten parkeren, is niet van “jou”, maar van de bank. De bank is eigenaar daarvan (geworden). Dat is de (juridische) realiteit sinds jaar en dag, tenzij gedaagde met recht een andere mening is toegedaan. In dit kader wordt verder verwezen naar “de gevallen DSB, MF Global en Cyprus”. Kortom: “uw geld bij de bank, is van de bank en niet van u”. 9. In 2011 stelde de Socialistische Partij (SP) de wettelijke omschrijving van het begrip bank – terecht – aan de kaak. Kamerstuk 32.787 nr. C: De leden van de SP-fractie constateren dat de definitie van „bank‟ in artikel 1.1 van de Wft welhaast uit de 19e eeuw lijkt te stammen en geven de regering in overweging deze definitie te herzien. Zij zijn van mening dat geld endogeen (van binnenuit, of vanuit zichzelf; PW) door banken gecreëerd wordt overeenkomstig de Monetary Circuit Theory” (MCT: naast een centrale bank, bijvoorbeeld DNB-ECB, creëren ook commerciële banken, waaronder gedaagde, geld; PW) terwijl de definitie veronderstelt dat banken slechts intermediair zijn en geld door de centrale bank in omloop wordt gebracht. Met deze definitieve aap, uit de definitieve mouw, slaat de SP de spijker op zijn kop. De portee van deze opmerking is kolossaal, massief, reusachtig en verpletterend, omdat de definitie van bank en daarmee ook de wet als definiërend instituut, niet strookt met de 20e en 21e eeuwse werkelijkheid, ook wel genoemd: de door bijvoorbeeld gedaagde - géén bank in de zin van de Wft - gebezigde praktijk van digitale geldcreatie uit het niets, door middel van het aanslaan van een €-teken, gevolgd door een getal; zo of hoe word je rijk?!; dnb.nl/over-dnb/onderwijs/basisonderwijs/hoe-word-ik-rijk/index.jsp . FEITEN 10. Op basis van een 21-10-2010 tussen eiser en gedaagde gesloten overeenkomst (“overeenkomst van geldlening”), heeft gedaagde aan eiser verstrekt een bedrag van € 312.500,- (productie 2). 11. Ten tijde van het sluiten van de hiervoor aangehaalde overeenkomst, ging eiser er zondermeer van uit dat voormeld bedrag bij gedaagde aanwezig eigen vermogen en/of vreemd vermogen was. Deze gedachte werd op dat moment mede ingegeven door het feit dat gedaagde van hem verlangde, een substantiële rentevergoeding over een openstaand, door eiser van gedaagde betrokken geldbedrag, namelijk € 312.500,-. 12. Op grond van voortgeschreden inzicht, is eiser tot de conclusie gekomen dat gedaagde voormeld bedrag – deze € 312.500,- –, heeft gecreëerd door middel van het aanslaan van dat bedrag in een digitale gegevensdrager (computer). Eiser slaat nogmaals aan, maar dan op de door hem ervaren discrepantie tussen deze werkmethode en artikel 1:1 Wft en dan met name de daarin opgenomen definitie van een bank (als gedaagde), welke definitie luidt: degene die zijn bedrijf maakt van het buiten besloten kring ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen. 13. Dat gedaagde voormeld bedrag op deze wijze heeft gecreëerd, is misschien nog tot daar aan toe, maar eiser kan zich niet verenigen met het feit dat gedaagde van hem, in verband daarmee, heeft bedongen een recht op rente (hypotheekrente), welk recht om diverse feitelijke en juridische redenen volstrekt niet in een redelijke en billijke verhouding staat tot de waarde van de inspanning die gedaagde zich daarvoor heeft moeten getroosten, namelijk € 312.500,- aanslaan in een digitale gegevensdrager, met daarnaast het verrichten van een beperkt aantal administratieve handelingen, mede indachtig de tot op heden door eiser tentoongespreide betalingsmoraal. Wat daar verder ook van zij, eiser ziet geen enkele rechtvaardiging voor het feit dat hij ongeveer 3 jaar (36 maanden) na contractsluiting, naast aflossing, al meer dan € 30.000,-, althans tienduizenden euros aan rente aan gedaagde heeft moeten afdragen, in ruil vóór het aanslaan van € 312.500,- in een digitale gegevensdrager en een beperkt aantal administratieve handelingen. 14. Geruime tijd na 21-10-2010 is het eiser tevens duidelijk geworden, dat het door gedaagde bedongen recht op rente, niet zozeer de verdienste is van gedaagde. Integendeel, dat vermeende recht van gedaagde is hoofdzakelijk te danken aan eiser, zijn onderpand – de met een recht van hypotheek belaste en door hem onderhouden woning – alsmede zijn arbeids- en verdienvermogen. Het was uitdrukkelijk ook deze combinatie – de verdienste van eiser –, die gedaagde de gelegenheid bood € 312.500,- aan te slaan in een digitale gegevensdrager. 15. Volgens onder anderen de heer dr. D.J. Bezemer, universitair hoofddocent, verbonden aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde, van de Rijksuniversiteit Groningen, creëren banken geld uit het niets. Bezemer stelt onder meer het volgende vast: wanneer een bank een lening verstrekt, wordt er nieuw geld gecreëerd (bron: DEBT episode 1: Debt, a great invention). Ook drs. Ad Broere, econoom, heeft onder andere expliciet duidelijk gemaakt dat banken geld uit het niets creëren (bron: Lezing: Ad Broere | Z-day 2013 Netherlands; nota bene ongeveer vanaf 06:15 wordt de balans van gedaagde (ING) besproken, waarna de praktijk van geldschepping uit het niets, zonder een daaraan gekoppelde dekking (funding), tegen het licht wordt gehouden. Ook het bekijken van website van onder anderen Ben Dyson, kan eiser van harte aanraden ( positivemoney.org/how-money-works/proof-that-banks-create-money/ ). 16. Terugkomend op de tussen eiser en gedaagde spelende kwestie, merkt eiser op dat gedaagde voormeld bedrag ad € 312.500,-, niet als eigen vermogen of vreemd vermogen op de plank had liggen, voordat eiser zich bij haar meldde voor een geldlening, zoals hiervoor onderbouwd uiteen is gezet. In het hypothetische geval dat eiser ook met deze stelling een bok schiet vanwege de incorrectheid daarvan - quod, uitdrukkelijk non! -, ziet eiser een reactie van de zijde van gedaagde, op deze, volgens eiser wel correcte stelling, gaarne tegemoet. Gedaagde heeft eiser nimmer daarvan – lees: het niet beschikken over € 312.500,- – op de hoogte gebracht, noch heeft gedaagde kond gedaan van het feit dat eiser, zijn woning, zijn arbeidskracht en inkomsten genererend vermogen, een wezenlijk of constitutief vereiste was voor gedaagde, om de hiervoor bedoelde € 312.500,- uit het niets op haar balans te kunnen toveren. 17. Eiser heeft met voormeld bedrag een woning gekocht. Bovendien heeft eiser daarvan het genot, maar dat was vooral zijn verdienste. Gedaagde bracht € 312.500,- in existentie, bij de gratie van het bestaan van eiser, die zich in ruil daarvoor “beloond” ziet met de plicht aan gedaagde, over een reeks van jaren honderdduizenden euro’s aan rente te betalen, naast aflossing. Met aflossing an sich, heeft eiser geen probleem. Eisers probleem zit hem – nogmaals – in de op hem rustende renteverplichting jegens gedaagde. Zulks klemt te meer omdat gedaagde, in geval van onverhoopte financiële malheur aan de zijde van eiser, diens woning kan uitwinnen middels gedwongen (executoriale) verkoop daarvan. Daarbij blijft eiser jegens gedaagde aansprakelijk, in het geval er sprake is van een restschuld, zonder reddende parachute van de Staat der Nederlanden, of de belastingbetaler. 18. Ziedaar het tweede en eveneens cruciale pijnpunt, dat eiser in deze procedure niet onbesproken wenst te laten, mede in het kader van onder andere strijd met de redelijkheid en billijkheid, voortvloeiend uit de in zwang (geweest) zijnde praktijk van een nota bene van overheidswege – lees ook: mede door eiser – geredde bank als ING (gedaagde), om geld uit het niets te creëren, middels het aanslaan van een geldbedrag in een digitale gegevensdrager en daarvoor ook nog eens van een (destijds) in een staat van onwetendheid verkerende eiser te verlangen, exceptioneel en ongerechtvaardigd veel geld (winst), in de vorm van een exorbitant hoge rentevergoeding (naast aflossing). Dat verlangen van gedaagde, kan wellicht op zichzelf beschouwd begrijpelijk zijn - winst is winst! -, doch dat verlangen valt, om diverse redenen, niet te rechtvaardigen. Immers, eiser, andere natuurlijke personen en (andere) bedrijven, moeten wel prestaties van wezenlijke waarde leveren, ter verkrijging van hun geld (euros). Dit in tegenstelling tot gedaagde, die zich kan bedienen van een computer, waarin zij een €-teken, met daarachter cijfers kan aanslaan, waarna zij dat bedrag uit het niets als echt geld kan transfereren naar een bankrekening. De houder van die bankrekening wordt dan geacht dat geld, tegen een veelal exorbitante rentevergoeding – over geld uit het niets nota bene – terug te betalen aan gedaagde. 19. Laat gedaagde een goede reden noemen waarom haar bedrijf ook niet in staatshanden is gevallen. Als schot voor de boeg stelt eiser: omdat zij too big to fail is en in zekere zin leeft als die aristocratische vampier uit Transsylvanië, waarbij gedronken bloed van mensen, zou kunnen worden vervangen door: de arbeidskracht en het kapitaal van mensen, of geleverde diensten en zaken van wezenlijke waarde. Gedaagde mag gerust weten hoe treurig eiser het vindt, dat zij haar armzalige bestaan (in)direct ontleent aan andermans levenskracht of energie en doet alsof zij met haar geldgoocheltrucs, een wezenlijke bijdrage levert aan een betere wereld. Alsof eiser niet de gave heeft om een geldbedrag in een digitale gegevensdrager aan te slaan en dat te verkopen voor of tegen aflossing én rente. Eiser wil niet roomser zijn dan de paus, maar deze toestand zou eenieder te denken moeten geven. Leviticus 25:37: Onthoud dat goed: geen rente! Geef hem wat hij nodig heeft uit uw eigen beurs; probeer geen voordeel te behalen! Deze stelling is in zoverre achterhaald, dat deze eigenlijk zou moeten luiden: Onthoud dat goed: geen rente! Geef hem wat hij nodig heeft uit uw eigen beurs; probeer ook geen rentevoordeel te behalen door digitale geldcreatie uit het niets, laat helemaal staan door digitale geldcreatie uit het niets zonder dekking! 20. Wat daar verder ook van zij, gedaagde heeft eiser inmiddels schriftelijk expliciet gewezen op zijn contractuele verplichting om rente te betalen. Echter, gedaagde dient zich onder andere wel te realiseren dat zij vóór contractsluiting, jegens eiser in het geheel geen open kaart heeft gespeeld. Eiser doelt dan ook op wijze waarop gedaagde het bedrag ad € 312.500,- in existentie zou brengen. Gedaagde heeft deze wetenschap, tot op de dag van vandaag, niet gedeeld met eiser, die ten tijde van de contractsluiting beslist niet op de hoogte was van de wijze waarop zij aan haar geld kwam, namelijk middels het aanslaan van € 312.500,- in een digitale gegevensdrager. In dat kader refereert eiser aan de volgende uitspraak van de gewezen grootindustrieel Henry Ford: “Als de massa snapt hoe het geldsysteem werkt, heb je morgen een revolutie.” Mede indachtig deze uitlating van Ford, had gedaagde eiser, van haar wetteloze praktijk van digitale geldcreatie uit het niets op de hoogte moeten brengen. Bovendien had gedaagde van tevoren aan eiser moeten melden dat de afspraak ook zou zijn: mijnheer Van de Waarsenburg, wij transfereren naar uw bankrekening, geld dat wij niet hebben. Het is digitaal geld, zonder onderliggende dekking, dat wij digitaal uit het niets creëren, over welk digitaal uit het niets gecreëerd geld, wij van u een rentevergoeding verlangen, naast uw aflossingsverplichting uiteraard, althans woorden van die strekking. 21. Eiser wilde graag weten hoe het de kennis van voormelde materie, van hen dichterbij het vuur is gesteld. Daarbij kwam eiser tot min of meer verrassende ontdekkingen. Deze ontdekkingen kwalificeert eiser als hoogst merkwaardig, omdat zelfs bankpersoneel niet weet, althans niet, of niet scherp genoeg voor ogen heeft, hoe het geld- en rentesysteem in elkaar steekt. Daarmee wil eiser ook benadrukken, dat het hem niet euvel kan worden geduid dat het hem ook in 2010 ontbrak aan kennis van de door gedaagde gevolgde werkwijze als hypotheeknemer en schepper van geld uit het niets, zonder onderliggende dekking, over welk geld zij wel een substantiële rentevergoeding verlangt. 22. Op 19-08-2013 heeft de heer F. Verkade, werkzaam als adviseur hypotheken, in dienst van gedaagde, aan eiser telefonisch het volgende medegedeeld (transcript deel van het gevoerde telefoongesprek): (Verkade) ”Op het moment dat een hypotheekaanvraag gedaan wordt…, laten we zeggen…, die drie ton is een mooi voorbeeld, eh… ING leent als bank geld uit op basis van spaargelden die vaststaan, want zo werkt het…, zo heeft het altijd gewerkt bij banken, kleine banken, grote banken. Banken hebben natuurlijk bepaalde kapitaal... Dat zit deels ook in spaargelden… Er wordt ook geld uitgeleend weer. Eh, in het verleden is het zo geweest dat banken, eh, nog wel eens, eh, een hypotheek gingen verstrekken, en, eh terwijl het geld, laten we het zo zeggen, er niet in spaargelden tegenover stond. Wat banken doen is dan, dan gaan banken onderling van elkaar lenen”. Ook tijdens dit telefoongesprek werd namens eiser met geen woord gerept over de wel degelijk door haar gebezigde praktijk van geldcreatie uit het niets. Tijdens voormeld telefoongesprek heeft eiser tegen de heer Verkade gezegd: “Er is niet achteraf een funding gezocht?”, waarop Verkade heeft geantwoord: “zo ver reikt mijn kennis niet”. Eiser dankt Verkade, voor de door hem gedebiteerde onwaarheden, waarvan hij zich kennelijk niet bewust was alsmede voor zijn bereidheid de tijd te nemen om inhoudelijk antwoorden te geven op vragen. Wat daar verder van zij, op 21-10-2010 – datum contractsluiting – en ver daar na, wist ook eiser van toeten noch blazen wat betreft het onderwerp banken en de door haar gebezigde praktijk van digitale geldcreatie (uit het niets), zonder onderliggende dekking, met een daaraan gekoppelde stipulatie van het recht op rente over digitaal geld uit het niets. 23. Op 26-08-2013 heeft eiser gesproken met M. Paap, MSc, medewerker Informatiedesk bij de Nederlandsche Bank (DNB). Hierna volgt een deel van het transcript, van het tussen het tussen eiser en Paap gevoerde telefoongesprek: (Paap) “Nee, dat is dus uiteraard niet de bedoeling dat een bank zo even twee ton uit het niks, eh…, op zijn of haar balans zet. Kijk, zo, zo zit het systeem uiteraard niet elkaar.” Op eisers vraag: “Ik kan er gewoon vanuit gaan dat ING Bank niet eerst geld creëert en pas later op zoek gaat naar een funding”, heeft Paap geantwoord: “nee, nee, zo, zo, zit het systeem niet in elkaar. Dat wordt zo niet gedaan”. Eiser bedankt Paap hartelijk voor zijn welwillende uitleg, die evenwel niet strookt met de wijze waarop gedaagde haar bedrijf uitoefent, namelijk het creëren van geld uit het niets, zonder onderliggende dekking. Nogmaals, als gedaagde meent dat zulks niet klopt, dan verneemt eiser dat graag. Een citaat uit het hiervoor vermelde vonnis van de rechtbank Minnesota onderschrijft de stelling van eiser: “Plaintiff (the bank) admitted that it, in combination with the Federal Reserve Bank of Minneapolis, which are for all practical purposes, because of their interlocking activity and practices [are one entity]…did create the entire $14,000 in money or credit upon its own books by bookkeeping entry…The money and credit first came into existence when they created it…a lawful consideration must exist and be tendered to support the note.” (productie 1). 24. Op 12-11-2013 heeft eiser nogmaals telefonisch gesproken met Paap. Op de stelling van eiser dat, volgens hem, in de Wet financieel toezicht is gedefinieerd wat een bank is en hoe een bank werkt, reageerde Paap als volgt: Volgens mij staat dat inderdaad in de Wft ook vermeld. Ook gaf Paap eiser te kennen dat hij niet weet of banken geld creëren uit het niets. Paap: Maar goed, kijk, wat ik aangeef vanuit logisch redeneren, hè, zeg ik nu dat het niet mogelijk zou moeten kunnen zijn dat een bank zomaar vanuit het niks geld kan creëren door een euroteken in te tikken en, en daar wat, wat cijfers achter plaatsen, maar uitsluitsel geef ik daar niet over. Op de vraag van gedaagde: Maar goed, u weet het ook niet zeker, daar komt het op neer, antwoordde Paap: Inderdaad, daar komt het op neer. Paap kon of wilde ook geen uitspraken (meer) doen met betrekking tot de door gedaagde beweerde, door ING gepraktiseerde geldcreatie uit het niets. Paap: Ik kan daar geen antwoord op geven. Paap adviseerde eiser wat dat betreft een e-mailbericht te sturen dat aangaande, zodat daarover inhoudelijke informatie kan worden gegeven. Volgens Paap zou hij dat moeten uitzoeken om daar een sluitend antwoord op te kunnen geven. Paap: Op onze website zelf kunt u wat informatie vinden met betrekking tot de definitie van banken. Dat laatste is juist; zie toezicht.dnb.nl/2/50-201916.jsp (reeds vermeld onder punt 7 van deze dagvaarding), met de aantekening dat digitale geldcreatie uit het niets, zich ook niet verdraagt met de op die webpagina vermelde definitie van een bank. Wat daar verder ook van zij, eiser bedankt Paap nogmaals voor de door hem genomen moeite en tijd hem te woord te staan. 25. Bij schrijven d.d. 21-08-2013 is namens gedaagde gesteld: “Hoe ING de funding van gelden regelt, is geen zaak van de geldnemer.” (productie 3). Eiser betitelt deze stelling als ongepast, indachtig haar omstreeks 2008 verdiende brevet van onvermogen, in de orde van de meest letterlijke tot de meest figuurlijke zin. Eiser is er wel van overtuigd, dat gedaagde echt meent dat het hem niets aangaat hoe zij (gedaagde) aan haar, digitaal uit het niets gecreëerde geld komt. Ook in het geval van eiser, heeft ING de funding van gelden geregeld, door eiser, zijn huis en zijn verdienvermogen als onderpand te gebruiken, op basis waarvan zij in de gelegenheid werd gesteld van € 312.500,- aan te slaan in een digitale gegevensdrager, waarvoor zij van eiser, als klap op de vuurpijl, een exorbitant hoge rentevergoeding verlangt. Dit is geschied, naast, of op basis van de wetteloze praktijk van creatie van geld uit het niets, zonder bijbehorende onderliggende dekking. In de hiervoor aangehaalde brief is ook te lezen: “Met de hypotheekovereenkomst verplicht ING zich als hypotheeknemer en geldgever om het gevraagde hypotheekbedrag beschikbaar te stellen.” De waarheid wordt meer recht gedaan, als ING in plaats daarvan zou hebben aangegeven: met de hypotheekovereenkomst verplicht ING zich als hypotheeknemer en schepper van geld uit het niets, om dat uit het niets geschapen geld, welk geld niet geënt is op een onderliggende dekking (funding), als gevraagd hypotheekbedrag beschikbaar te stellen, over welk uit het niets geschapen geld door ING een substantiële rentevergoeding wordt verlangd, naast aflossing, althans woorden van die strekking. Overigens houdt eiser gedaagde medehoofdverantwoordelijk voor het ontstaan van de hoge huizenprijzen, daar zij vanwege de onder andere door haar gevoerde praktijk van geldcreatie uit het niets - daarop staat nog steeds geen wettelijke maat -, daaraan een stevige en fundamentele bijdrage heeft geleverd. Naar de mening van eiser, rechtvaardigt ook dat feit beslist niet, dat gedaagde jegens eiser recht kan doen gelden op een meer dan redelijke en billijke rentevergoeding over de door haar uit het niets gecreëerde geldsom, welke praktijk - nogmaals - in geen enkele wet met zo veel woorden beschreven. Nogmaals, gedaagde voelt zich zo vrij deze praktijk te verkopen als: hoe ING de funding van van gelden regelt is geen zaak van de geldnemer. Dat is nou wat eiser noemt: een perfect gelegd camouflagenet, of de deksel op de volgende doos van Pandora: (nogmaals) Als de massa snapt hoe het geldsysteem werkt, heb je morgen een revolutie.” (Henry Ford). 26. In haar brief d.d. 24-10-2013 (productie 4), verwoordt ING het door eiser bij zijn schrijven d.d. 22-08-2013 jegens haar ingenomen standpunt: “Uit uw relaas maken wij op dat u zich niet kunt vinden in de wijze waarop de financiële wereld in elkaar zit en functioneert. Het financiële systeem waarin banken als geldscheppende instelling een spilfunctie vervullen, is georganiseerd conform wettelijke richtlijnen en boekhoudkundige vereisten en staat onder toezicht van onder meer De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. Om als bank leningen te mogen verstrekken dient de bank aan liquiditeits- en solvabiliteitseisen te voldoen. Bovendien is in de wereld alom aanvaardt (sic; PW) hoe de financiële markt functioneert en is georganiseerd. Het aanpassen van het financiële systeem zal door de wetgevers moeten worden geïnitieerd.” In voormelde brief van 24-10-2013, geeft gedaagde eiser bovendien te kennen: “U bent met het ondertekenen van de hypotheekakte waarvan de akte van geldlening deel uitmaakt, de verplichting aangegaan om de hypothecaire geldlening met de overeengekomen rentevergoeding terug te betalen. Wij zien op grond van hetgeen u stelt, geen aanleiding om af te wijken wat wij met u zijn overeengekomen.” 27. In deze kwestie draait het met name om de door gedaagde opgeworpen stelling: ”Om als bank leningen te mogen verstrekken dient de bank aan liquiditeits- en solvabiliteitseisen te voldoen. Bovendien is in de wereld alom aanvaardt hoe de financiële markt functioneert en is georganiseerd. Het aanpassen van het financiële systeem zal door de wetgevers moeten worden geïnitieerd.” (productie 4). 28. Om hem moverende redenen wenst eiser de discussie met betrekking tot de (non-)legitimiteit van de ook aan gedaagde gestelde liquiditeits- en solvabiliteitseisen (de BIS Bazel I, II en III Akkoorden), welke eisen binnen de Europese Unie zijn geïmplementeerd onder de noemer Capital Requirements Directive(s); CRD; zie onder andere: toezicht.dnb.nl/4/1/50-203922.jsp ), in deze procedure te laten voor wat hij is. Dat zit hem met name in het feit, dat deze eisen onder andere niets zeggen over de wijze waarop gedaagde geld creëert en of er op het moment van geldcreatie sprake is van een onderliggende dekking (funding). 29. De discussie in verband met het feit, althans de gerede mogelijkheid dat gedaagde de hypotheek van eiser heeft gesecuritiseerd – lees ook: heeft doorverkocht aan investeerders – waarvoor zij een flinke som geld heeft ontvangen, wil eiser voorwaardelijk aangaan. Hypotheeksecuritisatie – de verkoop van niet meer dan economisch eigendom (een derivaat) – “slechts” een relatief recht en zeker géén eigendomsrecht, noch een ander goederenrechtelijk recht –, staat onder andere op gespannen voet met artikel 5:1 lid 3 BW. Immers, gedaagde is slechts hypotheeknemer en wat het recht van hypotheek exact inhoudt, is duidelijk in de wet omschreven. Eiser daarentegen is eigenaar van de woning, waarop dat hypotheekrecht van gedaagde rust. Echter, als (juridisch) eigenaar – houder van het zakelijke eigendomsrecht –, heeft eiser wel het recht op de vruchten van de woningeigendom. Dat staat met zoveel woorden in artikel 5:1 lid 3 BW. Kortom: gedaagde mag misschien wel (in)direct het door eiser aan haar verleende hypotheekrecht securitiseren, maar de rechten die voortvloeien uit het juridische eigendomsrecht van eiser, mag gedaagde niet zomaar passeren. Meer concreet, securitisatie van de hypotheek van eiser, is onlosmakelijk verbonden aan het (juridisch) eigendomsrecht van eiser, op grond van artikel 5:1 BW. Kortom: geen eigendomsrecht van eiser, betekent geen hypotheekrecht van gedaagde, betekent geen securitisatie door gedaagde. De woningeigendom van eiser geeft hem - niet gedaagde - recht op de vruchten - de securitisatieopbrengst - die uit die eigendom voortvloeien. Gedaagde komt hier met een andere benadering - namelijk benadering over de boeg van artikel 5:1 (lid 3) BW - dan die voorgelegd aan de Rechtbank Rotterdam; vonnis d.d. 01-05-2013, vindplaats: LJN CA 2973; kort samengevat: securitisatie leidt niet tot teniet gaan (hypothecaire) geldlening eisers. Eisers stellen zich op het standpunt dat als gevolg van de securitisatie de vordering van de bank op hen is voldaan. Dit standpunt is volgens de rechtbank onjuist. De zorgplicht van de bank strekt niet zover dat zij particulieren die een hypothecaire geldlening willen afsluiten moet informeren over de mogelijkheid dat deze geldlening in de toekomst mogelijk onderwerp zal zijn van een securitisatie, aldus de rechtbank. 30. Zeker niet (juridisch) onbesproken wenst eiser te laten, de namens gedaagde opgeworpen stelling: ”Bovendien is in de wereld alom aanvaardt hoe de financiële markt functioneert en is georganiseerd. Het aanpassen van het financiële systeem zal door de wetgevers moeten worden geïnitieerd.” (productie 4). Immers, indien wordt uitgegaan van de premisse dat gedaagde ten tijde van het aanslaan van de hiervoor bedoelde € 312.500,- in een digitale gegevensdrager, voldeed aan de voor haar geldende liquiditeits- en solvabiliteitseisen, betekent dat nog geenszins dat in de wereld alom is aanvaard, hoe de financiële markt functioneert en is georganiseerd. Dit laatste klemt te meer, ook om de eenvoudige reden dat praktijk van het aanslaan van een geldbedrag in een digitale gegevensdrager, welk bedrag digitaal wordt uitgeleend, in ruil voor aflossing van dat bedrag, plus betaling van rente over dat bedrag, op zichzelf beschouwd geen verband houdt met een (pseudo-)wettelijk kader, in de vorm van aan gedaagde gestelde liquiditeits- en solvabiliteitseisen (Bazel I, II en III Akkoorden, die zijn gerold uit de koker van een niet-democratisch gelegitimeerd en gecontroleerd orgaan als de BIS, welke akkoorden in Europees verband zijn geconverteerd naar CRD’s (zie ook onder punt 28 dagvaarding). 31. Daarmee wil eiser ook gezegd hebben dat het buitengewoon merkwaardig is, dat een bank zich jegens een andere rechtspersoon, of een natuurlijk persoon, kan bedienen van de kennelijk ongereguleerde en beslist niet alom aanvaarde praktijk – de praktijk van digitale geldcreatie uit het niets –, zonder onderliggende dekking (funding), waarbij deze bank, naast terugbetaling van het digitaal uit het niets gecreëerde geld, tevens haar recht kan doen gelden op een rentevergoeding (=geldvergoeding) over nota bene geld dat zij uit het niets heeft gecreëerd. De “pijn” van eiser zit hem met name in het feit dat door een bank als gedaagde, over simpelweg uit het niets gecreëerd geld, een rentevergoeding wordt verlangd, waarbij volgens gedaagde de maatstaf is: ”Bovendien is in de wereld alom aanvaardt hoe de financiële markt functioneert en is georganiseerd. Het aanpassen van het financiële systeem zal door de wetgevers moeten worden geïnitieerd.” (productie 4). Dat zulks per se, of juist wel indruist tegen het rechtsgevoel dat alom in de wereld is aanvaard, behoeft wellicht geen nader betoog, maar zekerheidshalve zal eiser verderop in dit geschrift, dat nadere betoog wel afsteken. Overigens, de stelling van gedaagde, dat in de wereld alom is aanvaard hoe het financiële systeem functioneert, komt eiser als volslagen wereld- en wezensvreemd voor. Eiser stelt zelfs dat de huidige maatschappelijke tendens zich prima laat omschrijven als: wantrouwen in een volstrekt onvoldoende zelfreinigend financieel systeem, met – tot op de dag van vandaag – vele missers en schandalen. Typerend is onder andere de in 2013 gedane uitlating van Hans van der Noorda, CEO Banking Benelux van ING (gedaagde): “Om het vertrouwen van klanten weer te winnen, moeten we ons bedrijfsmodel echt opnieuw uitvinden. Met deze uitlating maakt gedaagde de facto ook duidelijk hoe eiser tegen haar aankijkt en aan de andere kant maakt gedaagde daarmee duidelijk dat zij haar praktijk van geld verdienen op basis van geldcreatie uit het niets, zonder onderliggende dekking (funding), in ruil voor aflossing en rente over dat geld uit het niets - haar bedrijfsmodel -, ook niet meer ziet zitten ( ing/Ons-Bedrijf/Over-ons/Features-archief/We-hebben-heel-wat-bereikt-.....htm ). Daarbij gaat eiser graag in op de door gedaagde te berde gebrachte stelling: ”Het aanpassen van het financiële systeem zal door de wetgevers moeten worden geïnitieerd.” (productie 4). Met deze stelling laat gedaagde blijken dat zij weet heeft van de buitenwettelijke wijze – eiser herhaalt: buitenwettelijke wijze – waarop zij haar praktijk uitoefent – op basis van een op belangrijke fronten achterhaald systeem, niet op basis van een wet –, namelijk het systeem of de praktijk van geldcreatie uit het niets, zonder onderliggende dekking (funding), in ruil voor aflossing en rente over geld uit het niets. Kennelijk heeft gedaagde daar ook geen fiducie meer in en terecht, want waarom zou eiser goed geld op basis van zijn arbeid en kapitaal, naar kwaad, digitaal uit het niets gecreëerd geld moeten gooien, welke praktijk niet in de wet is omschreven. Wat eiser betreft, moet deze wetenschap er van kinds af aan moeten worden ingepompt, althans deze wetenschap moet elke Nederlander van 4 jaar en ouder onmiddellijk worden bijgebracht, met daaraan gekoppeld een examen onder auspiciën van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 32. De volgende, recente verklaring van drs. Ad Broere, econoom, maakt eiser tot de zijne. Deze verklaring vormt mede de basis van de onderstaande eis tegen gedaagde: (Broere) “Als een koper van een woning een contract sluit met de bank voor een hypothecaire lening dan vormt het contract een bezit van de bank, dat als vordering op de koper van de woning debet bij de activa wordt geboekt. Aan de andere kant, credit bij de schulden boekt de bank een fictief deposito met een bedrag gelijk aan de verplichting die de bank aan de koper van de woning heeft. Dus de initiële boeking betreft een creatie van geld dat er voordien niet was. Het is dus niet waar dat een bank moet wachten op een of andere funding in de vorm van spaargeld of een echt deposito of anderszins voordat het tot kredietverlening kan overgaan. Als de verkoper van de woning een rekening bij dezelfde bank heeft dan blijft de situatie op de balans dezelfde, namelijk een verschuiving van deposito van A naar deposito van B. Als de koper een rekening heeft bij een andere bank, dan heeft de bank een verplichting aan de andere bank. Omdat er dagelijks heel veel transacties plaatsvinden worden alle verplichtingen en vorderingen gesaldeerd. Het netto saldo dat overblijft wordt met centrale bank geld afgedekt. Dit geld komt niet in circulatie, maar dient er slechts voor om interbancaire vorderingen en verplichtingen af te wikkelen. Dit is de werkelijkheid. Dus er is geen sprake van dat een bank het geld uitleent dat door spaarders is toevertrouwd. Banken kunnen op deze manier onbeperkt geld scheppen. Het enige dat hen daarin afremt is de factor risico. Dit risico wordt hoger geacht in slechte economische tijden dan in voorspoedige. Dus zijn banken niet erg bereid om in slechte tijden geld uit te lenen, in het bijzonder als dat door de wijze mannen in streepjespakken als riskant wordt beoordeeld. Banken worden afgestraft voor teveel risico door een lage Tier ratio. Deze ratio is gebaseerd op het eigen vermogen gedeeld door het risicogewogen balanstotaal, waarbij risicoloze leningen niet worden meegeteld, leningen met meer risico een factor tussen 0 en 1 krijgen en zeer risicovolle leningen in zijn geheel moeten worden meegeteld. Dus, als de bank een eigen vermogen heeft van 4 en het balanstotaal is voor risicoweging 100, dan heeft de bank een normale solvabiliteit van 4%. Als door risicoweging de balans verkort wordt tot de helft dan is de solvabiliteit volgens de Tier ratio plotsklaps 8% geworden en voldoet de bank aan de regelgeving. Het is vanzelfsprekend nogal wat dat je op moment t een uitspraak kunt doen over het risico in al je vorderingen op het moment t+10. Zeker in dit tijdsgewricht is het een knap staaltje van kijken in de kristallen bol. Voor zover deze of gene moeite zou hebben met de werkelijkheid van geldschepping omdat dit op geen enkele opleiding wordt verteld, dan kan er worden gewezen op het feit dat er een grote mismatch is tussen de duur van toevertrouwde gelden, waarvan 80-90% binnen een maand opvraagbaar is en de duur van het uitgeleende geld, waarvan niet meer dan 10% binnen een maand opvraagbaar is. Dit houdt in, dat banken op het moment dat een contract wordt aangegaan voor een lening met een duur van 30 jaar er absoluut geen zekerheid is dat de dekking voor die lening er gedurende de gehele looptijd ook zal zijn. Puur gokwerk dus en de vraag doet zich voor of banken dan in staat zijn/gerechtigd zijn tot het aangaan van dit contract.” 33. Binnen dit bestek wint aan kracht en belang, de volgende uitlating van de hiervoor gememoreerde Henry Ford: “Een onderneming die niets anders voortbrengt dan geld is een armzalige soort organisatie”. Deze uitlating geeft perfect weer hoe eiser tegen deze kwestie aankijkt. Eiser wijst verder nog op de volgende, voor zichzelf sprekende en nog zeer actueel zijnde citaten: “Banks lend by creating credit. They create the means of payment out of nothing.” (Ralph M. Hawtry, *1879 - Ɨ1975, voormalig minister van Financiën van Groot-Brittannië) en “(…) our whole monetary system is dishonest, as it is debt-based… We did not vote for it. It grew upon us gradually but markedly since 1971, when the commodity-based system was abandoned.” (Malcolm Ian Sinclair, geboren 1948, lid van het Britse Hoger Huis, 1997). Met deze stellingen is op zichzelf niets mis, doch deze gaan misschien voorbij aan het springende punt van eiser, dat als volgt kan worden geformuleerd: een bank – bijvoorbeeld gedaagde – creëert geld uit het niets en daarvoor en daarom verlangt zij daarover rente, welke rente niet in verhouding staat tot de prestatie die zij daarvoor hebben geleverd, welke prestatie – slechts – voortvloeit uit en is geënt op de (achterhaalde) en ook door gedaagde aangehangen stelling, dat in de wereld alom is aanvaard hoe de financiële markt functioneert en is georganiseerd. Laat thans eens en voor altijd duidelijk zijn het volgende punt: eiser did not vote for it, it grew upon eiser and eiser doesn’t want it anymore, met daarbij een dankende knipoog naar Ralph M. Hawtry en Malcolm Ian Sinclair. 34. De vicepresident van de Federal Reserve Bank of New York, Alan R. Holmes, wond er in 1969 ook geen doekjes om, toen hij zei: ”In the real world, banks extend credit, creating deposits in the process , and look for the reserves later.” Met deze uitlating is Holmes “spot on”, in die zin dat gedaagde, (ook) in het geval van eiser eerst geld uit het niets heeft gecreëerd, waarna zij de reserve (funding) daarvoor, daar achteraf bij heeft gezocht. Kortom, ook deze constatering geeft bekrachtigt de stelling van eiser, dat niet valt in te zien waarom gedaagde, jegens hem het recht op een meer dan kostendekkende rente over geld dat zij uit het niets heeft gecreëerd, in redelijkheid kan inroepen. 35. In dit kader refereert eiser tevens aan een interessant vonnis dat onlangs is gewezen tussen SNS Bank (geldgever) en de heer Joosten (geldlener), welk vonnis afkomstig is van de Rechtbank Oost-Brabant, Kanton ’s-Hertogenbosch d.d. 30-05-2013 (productie 5). Bijzonder veel aandacht trekt de daarin opgenomen rechtsoverweging 3. ”3 De beoordeling. 1. Joosten heeft niet bestreden dat hij een lening (in rekening-courant) heeft ontvangen van SNS Bank ten bedrage van € 17.188,35, althans dat dat bedrag nog als openstaand in rekening-courant resteert. 3.2. Het verweer van de gemachtigde van Joosten dat Joosten van het geleende bedrag geen euro heeft ontvangen, moet, in letterlijke zin, waarschijnlijk als juist worden aanvaard. Eveneens zal juist zijn dat de banken slechts bedragen van de ene rekening naar de andere overboeken zonder dat er in werkelijkheid een euro wordt verplaatst. En voorts zal juist zijn dat slimme economen een theorie hebben ontworpen op grond waarvan er op de een of andere (voor de leek ondoorgrondelijke) wijze dekking bestaat voor de bedragen die bij rekeninghouders op de rekening staan. In hoeverre die dekking daadwerkelijk bestaat en in hoeverre die theorie juist is, behoeft echter in dit geding niet te worden beoordeeld, om de volgende reden. 3.3. Joosten heeft namelijk, zo blijkt uit de bij dagvaarding overgelegde stukken, gebruik gemaakt van de hem door SNS Bank ter beschikking gestelde gelden (ook al was dat volgens de gemachtigde van Joosten een slechts zuiver theoretische, boekhoudkundige terbeschikkingstelling) door daarmee (kennelijk eveneens zuiver theoretische) betalingen te doen aan derden. Daarmee is (binnen het in de westerse wereld geldende juridische systeem, dat - toegegeven - op slinkse wijze aan het economische systeem is gekoppeld) op hem de plicht jegens SNS Bank komen te rusten om de hem (boekhoudkundig) ter beschikking gestelde gelden terug te betalen. Die terugbetaling behoeft echter niet te geschieden door daadwerkelijk euros naar SNS Bank te brengen, maar mag eveneens zuiver boekhoudkundig gebeuren door een overboeking van een rekening naar de rekening van SNS Bank. Binnen het heersende systeem bestaat namelijk (in principe) voor een zodanige overboeking dezelfde dekking als voor de overboeking die SNS Bank aan Joosten heeft gedaan. Deze dekking bestaat misschien niet daadwerkelijk, maar wel theoretisch, zolang iedereen, althans veruit de meeste mensen, vertrouwen hebben in het systeem. Tot op de dag van deze uitspraak is dat nog het geval, althans - zo moet dezer dagen een slag om de arm worden gehouden - de kantonrechter hebben nog geen andersluidende berichten bereikt.” 35. Wat eiser opvalt is, dat de kantonrechter zich in deze zaak niet heeft uitgelaten over de tussen partijen overeengekomen kredietrente, die niet moet worden verward met vertragingsrente en wettelijke rente, waarover de kantonrechter zich wel uitdrukkelijk heeft uitgelaten en waarmee gedaagde feitelijk schermt in haar brief d.d. 24-10-2013 (productie 4). Zie in dat kader ook de volgende passage onder rechtsoverweging 3.3: ”Daarmee is (binnen het in de westerse wereld geldende juridische systeem, dat - toegegeven - op slinkse wijze aan het economische systeem is gekoppeld) op hem de plicht jegens SNS Bank komen te rusten om de hem (boekhoudkundig) ter beschikking gestelde gelden terug te betalen.” Betoogd kan worden dat de kantonrechter aangeeft, dat op Joosten de plicht rust om de door SNS Bank digitaal uit het niet gecreëerde gelden – boekhoudkundig gecreëerde gelden – terug te betalen, maar de kantonrechter laat zich, om hem of haar moverende redenen, niet uit over het zit met de door Joosten te betalen, tussen hem en SNS Bank overeengekomen kredietrente (over dat geld uit het niets), welke kredietrente met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een woekerrente van het zuiverste water is, hetgeen zich niet verdraagt met hetgeen eiser hiervoor te berde heeft gebracht. De woorden van de kantonrechter onder 3.3: Binnen het heersende systeem bestaat namelijk (in principe) voor een zodanige overboeking dezelfde dekking als voor de overboeking die SNS Bank aan Joosten heeft gedaan. Deze dekking bestaat misschien niet daadwerkelijk, maar wel theoretisch, zolang iedereen, althans veruit de meeste mensen, vertrouwen hebben in het systeem. De simpele vaststelling van eiser is, dat (ook) door de kantonrechter een heersend systeem – een wetteloos systeem! –, met – hoe is het toch mogelijk – een niet gebleken daadwerkelijke dekking, als panacee voor een wezenlijk moreel en juridisch probleem naar voren wordt gebracht, zonder daaraan een nadere en afdoende juridische explicatie te koppelen. Dat kan door eiser – een redelijk en weldenkend mens – vooralsnog niet worden aanvaard. Eiser nodigt gedaagde uit – eindelijk – aan te geven op welke wettelijke basis haar recht om geld uit het niets te mogen creëren, is gestoeld – zo is zij ook in het geval van eiser te werk gegaan! –, waarbij gedaagde tevens mag aangeven waarop berust haar recht om eerst geld uit het niets te mogen creëren, nog vóórdat zij daarvoor de reserves (funding) heeft, omdat gedaagde in het geval van eiser op die wijze te werk is gegaan. Het wordt obscuur, zodra er wordt gedacht aan een door gedaagde gestipuleerd recht op rente, als in overweging wordt genomen de reeds hiervoor aangehaalde rechterlijke overweging: “Deze dekking bestaat misschien niet daadwerkelijk, maar wel theoretisch, zolang iedereen, althans veruit de meeste mensen, vertrouwen hebben in het systeem. Met andere woorden: op basis van “een wellicht niet bestaande dekking”, wordt van gedaagde verwacht dat hij zich vanwege “een wellicht niet bestaande dekking”, zich ter meerdere eer en glorie – winst (rente) van een aan het staatsinfuus liggende, maar wel commercieel opererende “Januskop van een gedaagde”, een slag in de rondte werkt. Daar voelt eiser weinig voor, althans eufemistisch uitgedrukt, komt zulks eiser voor als een “nogal wankele vertrouwensbasis”. STANDPUNT GEDAAGDE 37. Gedaagde: Uit uw relaas maken wij op dat u zich niet kunt vinden in de wijze waarop de financiële wereld in elkaar zit en functioneert. Het financiële systeem waarin banken als geldscheppende instelling een spilfunctie vervullen, is georganiseerd conform wettelijke richtlijnen en boekhoudkundige vereisten en staat onder toezicht van onder meer De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. Om als bank leningen te mogen verstrekken dient de bank aan liquiditeits- en solvabiliteitseisen te voldoen. Bovendien is in de wereld alom aanvaardt hoe de financiële markt functioneert en is georganiseerd. Het aanpassen van het financiële systeem zal door de wetgevers moeten worden geïnitieerd. (productie 4). 38. Gedaagde: “U bent met het ondertekenen van de hypotheekakte waarvan de akte van geldlening deel uitmaakt, de verplichting aangegaan om de hypothecaire geldlening met de overeengekomen rentevergoeding terug te betalen. Wij zien op grond van hetgeen u stelt, geen aanleiding om af te wijken wat wij met u zijn overeengekomen.” (productie 4). 39. Op 12-11-2013 heeft Sietze de Jong, werkzaam in dienst van gedaagde, eiser telefonisch medegedeeld dat is ontvangen, de sommatiebrief van eiser d.d. 08-11-2013, inclusief daaraan gehechte conceptdagvaarding (productie 5). De Jong gaf eiser te kennen niet zeker te weten of gedaagde zich bediende van de praktijk van digitale geldcreatie uit het niets. De Jong gaf aan dat hij er vanuit gaat dat een bank geld aantrekt en dat uitleent; eiser: ja en nee! Op de door eiser vraag of hij (De Jong) zeker weet dat gedaagde zich niet bedient van digitale geldcreatie uit het niets, door middel van het aanslaan van een €-teken en daarachter een cijfer in een digitale gegevensdrager, gaf hij aan dat hij altijd heeft gedacht dat er altijd geldstromen staan tegenover een lening. Het door eiser aangehaalde punt: geldcreatie uit het niets vindt De Jong een interessante materie, hoewel hij er altijd vanuit ging van een geldstroom die staat tegenover een lening, hij ook maar een mens is en dat hij het misschien wel bij het verkeerde eind heeft. Eiser bedankt De Jong voor de open en vriendelijke wijze, waarop hij hem te woord heeft gestaan. WEERLEGGING STANDPUNT GEDAAGDE 40. Zie hieronder/-boven, met als speerpunt, de mede door gedaagde gevoerde onwettige praktijk - niet gecodificeerde praktijk; niet, of misschien wel per ongeluk door de bijbelse God gegeven gave; een volstrekt tegennatuurlijke gave - van digitale geldschepping uit het niets, zonder onderliggende dekking - geen spilfunctie, maar een verspilfunctie -, die op diverse feitelijke en juridische fronten onder andere de toets van redelijkheid en billijkheid, niet kan doorstaan. Bovendien weet de bemanning van gedaagde niet, hoe zij daarbij te werk is gegaan, althans zo ver reikt haar kennis niet. Eiser gaat er gevoeglijk vanuit dat gedaagde - een onnatuurlijke persoon - niet weet wat zij heeft gedaan, waarbij eiser aangeeft dat wat zij heeft gedaan niet door de, door hem aangeduide feitelijke en juridische beugel kan. Wie mag geld maken? Gedaagde citeert Dr. Roelf Haan (zie ook hiervoor onder punt 4): Thomas Jefferson was ervan overtuigd dat de bevoegdheid geld te creëren moest worden weggenomen van de banken en worden hersteld bij het volk waaraan zij behoort, en ook Abraham Lincoln was van mening dat de geldcreatie geheel in overheidshanden diende te zijn. De bekende Amerikaanse monetair econoom Irving Fisher lanceerde zijn plan voor 100% Money, via de instelling van een 100 % reserveverplichting. Het gaat Fisher niet om nationalisering van de banken, maar nationalisering van de geldschepping. Hij acht dat niet minder dan van constitutioneel belang. Volgens eiser wordt ook hem daarmee niet meer dan recht gedaan.
Posted on: Thu, 14 Nov 2013 21:20:47 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015