Ramon van JaarsveldNorbert Terstegge, deze is het: Vandaag, de - TopicsExpress



          

Ramon van JaarsveldNorbert Terstegge, deze is het: Vandaag, de tweeduizendendertien heb ik, op verzoek van PAULUS LOUIS ODA VAN DE WAARSENBURG, hierna te noemen: eiser, procederend in persoon, die in deze zaak woonplaats kiest op het kantoor van Aarts & Van de Waarsenburg Advocaten/advocaat de heer mr. P.L.O. van de Waarsenburg, gevestigd te (6524 EH) Nijmegen, aan de Sint Annastraat 57, terwijl tevens woonplaats wordt gekozen te Amsterdam ter griffie van de Rechtbank Amsterdam, Afdeling privaatrecht, team kanton, GEDAGVAARD de naamloze vennootschap ING BANK N.V., hierna te noemen: gedaagde, gevestigd te (1014 BL) Amsterdam, aan de Haarlemmerweg 512, op welk adres de dagvaarding is uitgebracht, waarbij een afschrift is overhandigd aan: om op tweeduizendendertien, om uur des middags, in persoon dan wel bij gemachtigde te verschijnen op de terechtzitting van de Rechtbank Amsterdam, Afdeling privaatrecht, team kanton. Deze terechtzitting zal gehouden worden in het gerechtsgebouw te (1076 AV) Amsterdam, aan de Parnassusweg 220. Gedaagde kan er ook voor zorgen dat een met redenen omklede schriftelijke conclusie van antwoord (in tweevoud) vóór die terechtzitting ter griffie van de Rechtbank Amsterdam, Afdeling privaatrecht, team kanton, wordt ingediend, of op die terechtzitting aan de kantonrechter wordt overhandigd. De conclusie van antwoord vermeldt de bewijsmiddelen waarover gedaagde kan beschikken ter staving van de gronden van haar verweer alsmede de getuigen die zij daartoe kan doen horen. Gedaagde dient tegelijkertijd een afschrift van het exploot van de dagvaarding te overleggen. De Rechtbank kan aan gedaagde, indien zij daarom vraagt, uitstel verlenen om een conclusie van antwoord in te dienen. Indien gedaagde niet zelf, of bij gemachtigde mondeling of schriftelijk antwoordt, noch om uitstel verzoekt, bestaat er de mogelijkheid, dat de Rechtbank de hierna omschreven vordering van eiser bij verstek zal toewijzen, tenzij de Rechtbank deze vordering onrechtmatig of ongegrond acht. Op deze terechtzitting zal op basis van de hieronder weergegeven feiten, de daarna volgende eis worden ingesteld: ALGEMEEN; THE CREDIT RIVER CASE 1. Aan het uitbrengen van deze dagvaarding is onder andere de volgende gebeurtenis vooraf gegaan: in 1968 speelde er in de Amerikaanse staat Minnesota een, ook onder de naam Credit River Case bekend staande rechtszaak, welke rechtszaak was aangespannen door advocaat Jerome Daly. Deze Daly vocht aan de voorgenomen inbeslagname van zijn huis door de bank, die hem daarvoor ooit een geldlening tegen - uiteraard - rente had verstrekt. Dalys argument luidde: het hypotheekcontract tussen hem en de bank vereist dat eenieder wettig bezit – een goed dat, of een zaak die al existeert – moet inbrengen. 2. Daly maakte ook duidelijk dat het geld feitelijk geen eigendom van de bank was, omdat dat geld - dat op een papier geschreven of getypte bedrag aan Amerikaanse dollars –, uit het niets was gecreëerd, direct na het ondertekenen van het contract tussen hem en de bank. De rechtbank besliste, dat er daarom geen sprake was van een rechtsgeldige overeenkomst. Bij vonnis d.d. 09-12-1968 (productie 1) verwierp de rechtbank (rechter Martin V. Mahoney), mede op basis van het oordeel van de jury, de door de bank ingediende eis voor inbeslagname van het huis en Daly mocht daarin blijven wonen. (en.wikipedia.org/wiki/First_National_Bank_of_Montgomery_v._Jerome_Daly. Het betreft Amerikaanse jurisprudentie - een vonnis van een zogenaamd vrederechter; nl.wikipedia.org/wiki/Vredegerecht. Normaliter laat een Nederlandse rechter dergelijke jurisprudentie links liggen, in het kader van haar of zijn oordeel. Toch is deze beslissing interessant, omdat in dit geval een rechter (al) een streep zet door het fenomeen geldcreatie uit het niets, waarbij niet eens wordt toegekomen aan het aspect rente over geld dat uit het niets is gecreëerd... 3. Aldus draaide het in voormelde Amerikaanse kwestie, om de feitelijke, niet door enige wet gesanctioneerde en niet nader omschreven, óók door gedaagde gevoerde praktijk, welke praktijk zich laat omschrijven als een bepaald, vooralsnog onopgehelderd proces (procédé x), welk proces uiteindelijk leidt tot geldcreatie uit het niets, waarna óók gedaagde, over dat geld uit het niets, zonder onderliggende dekking, van een ander een rentevergoeding verlangt, naast aflossing uiteraard. Eiser kan zich niet verenigen met deze, niet door enige wet gedragen of gesanctioneerde (bank)praktijk, laat staan dat hij kan instemmen met een daaraan gekoppeld recht, daarover een substantiële rentevergoeding te verlangen. Citaat uit voormeld vonnis van judge Mahoney: Only God can create something out of nothing (productie 1). Overigens beschrijft die passage niet, ook een eiser onbekend zijnd feitelijke proces van geldschepping, of beter geformuleerd, valutaschepping. Naar de mening van eiser, leidt dat proces, volstrekt ten onrechte, tot rentestipulatie en -generatie, met veelal daarbij behorende arbeidsinzet en/of kapitaalinzet en/of arbeids- en kapitaalroof. Met deze laatste termen, wenst eiser ook uitdrukkelijk aan te geven, dat rentestipulatie en -generatie impliceert, ontneming of wegneming van andermans reële of intrinsieke arbeid en/of reëel of intrinsiek kapitaal. Zulks klemt te meer in tijden van economische krimp, althans geldonttrekking uit, of kredietafname in het (economische) systeem. Dit - rente; een overdrachtelijke zweep! - zorgde en zorgt voor slachtoffers, onder andere in de vorm van hypotheekgevers, of andere kredietnemers, die zich ook heden ten dage geconfronteerd zien met financieel-economische tegenspoed ten gevolge van het, naar de mening van eiser, uiterst verderfelijke systeem van rente. Eiser vermoedt dat rente - voor de zoveelste keer - een metafoor is van een alles, althans veel vernietigende tijdbom. Om met Cruijff te spreken: als je het begrijpt, dan snap je het. Ook in een minder ruim kader, kan met vrucht worden betoogd, dat niet valt in te zien dat een bank als gedaagd, haar verdienmodel kan en mag laten stoelen op rentewinsten, over door haar, digitaal uit het niets gecreëerd geld. Daarmee wil eiser tevens aangeven, dat niets eraan in de weg staat de figuur bankrente per direct af te schaffen, althans deze synoniem te laten zijn voor niet zo maar een vergoeding, maar een vergoeding, als tegenprestatie voor bijvoorbeeld een verrichte dienst van wezenlijke waarde. Volgens eiser valt onder een dienst van wezenlijke waarde niet, het digitaal uit het niets creëren van geld, of nog beter gesteld, daaronder valt niet, een ingeslagen, of aan te slaan (digitaal) bedrag, zoals - eiser doet het even voor - € 312.500,-, want dát is zo simpel en van nul en generlei waarde, althans dát is zoveel rente waard, als de gek ervoor geeft en vooralsnog lopen er wat eiser betreft, nog genoeg gekken rond, waaronder hijzelf, hoewel zelfs hij nog elke dag bijleert, dat dan weer wel. 4. In de hiervoor beschreven situatie: banken creëren digitaal uit het niets, na een ook voor eiser mysterieus, daaraan voorafgaand proces (procédé x) is tot op de dag van vandaag geen verandering gekomen. In tegenstelling tot anderen – niet-banken –, kan een bank geld – bijvoorbeeld een bedrag in euro’s – creëren, middels het aanslaan van een geldbedrag in een computer - dat kan eiser ook! -, waarna die bank dat bedrag - dat geld -, door middel van een druk op de computerknop, aan een ander kan uitlenen - digitale geldtransfer -, in ruil voor door die bank bedongen aflossing en rente. In dat kader refereert eiser onder andere aan: - dailypaul/87184/jerome-daly-the-man-who-humbled-the-federal-reserve ; - criminalbankingmonopoly.wordpress/montgomery-vs-daly/ ; - en.wikipedia.org/wiki/Martin_Mahoney . dailypaul/87184/jerome-daly-the-man-who-humbled-the-federal-reserve. 5. Als eiser liegt over de gangbare praktijk van een tevens fractioneel reserve bankierende gedaagde, dan liegt hij in commissie. De Amerikaanse senator Ron Paul (1938) meldde daarover het volgende : As Murray Rothbard put it, Fractional reserve banks ... create money out of thin air. Essentially they do it in the same way as counterfeiters. Counterfeiters, too, create money out of thin air by printing something masquerading as money or as a warehouse receipt for money. In this way, they fraudulently extract resources from the public, from the people who have genuinely earned their money. In the same way, fractional reserve banks counterfeit warehouse receipts for money, which then circulate as equivalent to money among the public. There is one exception to the equivalence: The law fails to treat the receipts as counterfeit; bron: examiner/article/ron-paul-our-current-banking-system-is-about-counterfeiting-money. Eiser licht alvast een tipje van zijn sluier op, met zijn vraag aan gedaagde, op welke legitieme leest, het door gedaagde uit het niets in existentie brengen van digitaal geld, zonder onderliggende dekking, is geschoeid. Daarbij gaat eiser er gevoeglijk vanuit dat aan deze, bij weten van eiser, niet (volledig) nader omschreven praktijk van gedaagde een concrete, níet voor meerdere uitleg vatbare, op democratische leest geschoeide gecodificeerde regel ten grondslag ligt. Echter, volgens eiser maakt ook het lezenswaardige artikel van Dr. Roelf Haan niet duidelijk waar kan worden gevonden de wet of het wetsartikel van geldcreatie uit het niets; mjvdl.files.wordpress/2013/10/dw-april-2013-in-zwart.pdf. Aldus moet gedaagde daar maar voor eens en voor altijd uitsluitsel over geven. RELEVANTE (WETTELIJKE) DEFINITIES 6. Artikel 1:1 Wft (Wet financieel toezicht) definieert de term bank als volgt: degene die zijn bedrijf maakt van het buiten besloten kring ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen. Dit, op een zeer sluwe wijze geredigeerde wetsartikel, suggereert dat opvorderbare gelden worden aangewend voor kredietuitzettingen. Dat heeft niet in de laatste plaats te maken, met de in dat artikel opgenomen zinsnede en (in plaats van of; PW) van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen. Voor eigen rekening lijkt te impliceren dat een bank als gedaagde haar (éigen) geld distribueert, maar daarmee wordt de waarheid op zijn geweld aan gedaan, althans hier is een stevige nuancering op zijn plaats, met daarbij de mededeling dat het geld op haar bankrekening - giraal geld - kennelijk wél haar eigendom is, indachtig Cyprus, Bear Stearns, Lehman Brothers, DSB, MF Global, de Argentijnse Corralito (in 2001), en Texeira de Mattos (1966; Nederlandse bankrekeninghouders waren ook toen hun geld kwijt en revindicatie daarvan zat er voor hen niet in). Artikel 1:1 Wft definieert de term krediet als volgt: het aan een consument ter beschikking stellen van een geldsom, ter zake waarvan de consument gehouden is een of meer betalingen te verrichten. Ook in artikel 1.1 Wft komt voor, het begrip opvorderbare gelden. Opvorderbare gelden zijn volgens artikel 1:1 Wft: gelden die op enig moment terugbetaald moeten worden, uit welke hoofde dan ook, en waarvan op voorhand duidelijk is welk nominaal bedrag moet worden terugbetaald. Nogmaals, de bank schijnt eigenaar te zijn (geworden) van die door haar verkregen opvorderbare gelden en degenen van wie de bank die gelden heeft verkregen, hebben slechts een vorderingsrecht strekkende tot terugbetaling tot die gelden, welk vorderingsrecht derogeert aan het eigendomsrecht van de bank. Zie in dat kader onder andere de reeds hiervoor gememoreerde kwestie DSB, waaruit eens te meer bleek, dat gedupeerde bankrekeninghouders, hun bij de bank (DSB) gestalde gelden - óók door hen bij de bank ingebrachte, van een uniek nummer voorziene bankbiljetten; stoffelijke goederen (zaken ex artikel 5:1 BW) - niet konden herverkrijgen (revindiceren), omdat zij geen eigenaar (meer) daar van waren. Zij hadden slechts op (de faillissementscurator van) DSB, een vordering tot betaling van een geldsom - een relatief recht - en zij moesten een beroep doen op het zogenaamde depositogarantiestelsel (dnb.nl/over-dnb/de-consument-en-dnb/de-consument-en-toezicht/depositogarantiestelsel/). 7. Volgens artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, een zogenaamde Capital Requirements Directive (CRD), dient onder een bank te worden verstaan: een onderneming waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het publiek in ontvangst nemen van depositos of van andere terugbetaalbare gelden en het verlenen van kredieten voor eigen rekening. 8. Zie voorts toezicht.dnb.nl/2/50-201916.jsp (website van De Nederlandsche Bank). Eiser betrok daarvan de volgende tekst: De betekenis van ‘bank’ in de Wet op het financieel toezicht (Wft) is van belang om te bepalen of bepaalde activiteiten onder één van de verboden van de wet vallen, dan wel of men in aanmerking kan komen voor een bankvergunning. Wat is een bank? Van een bank is sprake indien men zijn bedrijf maakt van het buiten besloten kring ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen. (...) Kredietuitzettingen Dit is het verstrekken van nominaal opvorderbare gelden aan een ander met het doel daardoor voordelen te krijgen. Nominaal opvorderbare gelden wil zeggen geld dat op enig moment terugbetaald moet worden, waarvan vaststaat hoeveel moet worden terugbetaald. De voordelen voor de geldverstrekker óf een aan hem gerelateerde partij moeten ‘op geld waardeerbaar’ zijn. Voor eigen rekening ‘Voor eigen rekening’ kredietuitzettingen verrichten, wil zeggen zelf het financiële risico lopen van die kredietuitzettingen. Indien iemand voor de kredietuitzettingen een winst- of verliesgerelateerde vergoeding ontvangt, handelt hij ook ‘voor eigen rekening’. Bedrijf maken van Iemand die buiten besloten kring opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen ter beschikking krijgt en voor eigen rekening kredietuitzettingen verricht, maakt zijn bedrijf van deze activiteiten als zij zelfstandig identificeerbaar zijn én niet uitsluitend dienen ter ondersteuning van (andere) hoofdactiviteiten. Als de hoofdactiviteiten financieel van aard zijn, maakt het niet uit dat het aantrekken en uitzetten van de gelden ter ondersteuning van de hoofdactiviteiten zijn. In dat geval is sprake van een bank. Aldus interpreteert DNB artikel 1:1 Wft en de facto ook artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, kennelijk op de wijze, zoals direct hierboven beschreven, echter zónder daarbij duidelijk te maken hóé dat kredietverstrekkingsproces van het begin tot het eind verloopt. Ook (personeel van) DNB wist zich hiermee duidelijk geen raad, waarover hierna meer. 9. In artikel 1 BGfo Wft (Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft) vindt men als definitie: hypothecair krediet: overeenkomst inzake krediet met een consument, bij het aangaan waarvan een recht van hypotheek wordt gevestigd, strekkende tot verhaal bij voorrang van de vordering tot voldoening van de door de consument verschuldigde betaling, dan wel met betrekking waartoe reeds een zodanig recht is gevestigd en waarbij het krediet wordt verleend tegen een voor hypothecaire financieringen van de aanbieder gebruikelijk jaarlijks kostenpercentage’. 10. In het eerste decennium van deze eeuw, heeft DNB een - nog steeds - op het internet vindbaar (digitaal) boekwerk laten publiceren. Niets mag daaruit worden overgenomen, zonder voorafgaande toestemming van DNB, gelukkig maar; vide dnb.nl/binaries/Geschiedenisvanhetgeld_tcm46-210321.pdf; tip van eiser: sla digitale pagina 41 daarvan er maar eens op na. Dit boek, dat wemelt van halve waarheden en/of onjuistheden en/of onvolledigheden, wordt beschreven dat een bank het geld dat zij in bezit heeft, uitleent aan personen die daarom vragen. Daarbij zijn ook andere waarschuwingen op hun plaats: een bank kan, volgens een volstrekt onduidelijk procédé,voor jou digitaal geld creëren uit het niets en het geld dat jij op jouw bankrekening hebt geparkeerd, of hebt laten parkeren, is niet van jou maar van de bank. De bank is eigenaar daarvan (geworden). Dat is de (juridische) realiteit sinds jaar en dag, tenzij gedaagde met recht en een gedegen onderbouwing daarvan, een andere mening is toegedaan. In dit kader wordt verder verwezen naar de gevallen DSB, MF Global, Cyprus et cetera. Kortom: uw geld bij de bank, is van de bank en niet van u. Overigens stelt de Amerikaanse auteur Mike Maloney - terecht - dat ons geld - in ieder geval onze digitale en papieren euros; fiatgeld; geld gebaseerd op vertrouwen - geen geld is, maar eigenlijk een valuta (of rekeneenheid, of koers, of ruilmiddel) omdat ons geld - deze digitale en papieren euros - géén, althans geen noemenswaardige intrinsieke waarde hebben. Maloney: They (valuta; PW) are not a store of value! Bij deze constatering heeft eiser lang bij stil gestaan, welke constatering tevens de geldcreatie door (centrale) banken als panacee voor groei, nogal wezensvreemd maakt, zeker in dit tijdsgewricht van nul of negatieve economische groei, waarin ook helder en duidelijk is dat geldcreatie zuur verdiende pensioen- en spaargeld - valuta! - minder waard maakt. In tegenstelling tot hen, die het is gegeven, op een bepaalde - vooralsnog duistere wijze - (on)middellijk aan de knoppen te zitten van het geldscheppingsproces, of anders gesteld: in tegenstelling tot hen die op deze wijze aan de knoppen zitten, plukt het gros van de bevolking, waaronder eiser, daar de zure vruchten van, bijvoorbeeld in de vorm van afnemende koopkracht (geld-/valutaontwaardingd), of hogere rentelasten. Daarbij geldt een me first situation, waarbij een bank als gedaagde, eerste keus heeft in het kader van de vaststelling van de rentevoet, met een volgende kredietnemer, die zich daaraan heeft te conformeren. Ook dat laatste werkt misbruik door rentemanipulatie in de hand. De Liborzaak staat beslist niet op zichzelf en ziedaar de maatschappijontwrichtende werking van commerciële banken als bepalers van hun winstmarges, onder het mom of dekmantel van wij lopen toch ook risico, maar wie is wij eigenlijk? Is wij degene die zich al in de reddingssloep ophoudt, of degene die zich daar het dichtst bij bevindt? Falen is nog steeds een lucratieve business en bonussen staan nog steeds op het programma van falen. In het verlengde daarvan, ligt de stelling van de hiervoor aangehaalde Maloney, die op basis van empirisch onderzoek, vaststelt dat de waarde van de valuta (bijvoorbeeld de euro; PW) altijd terug gaat naar 0 (nul). Dat de euro, qua koopkracht terug gaat naar nul, is een zekerheid, zeker als in aanmerking wordt genomen, het onomstotelijk vaststaande feit dat door de centennia en millennia heen, geen enkel fiatgeldsysteem - geen enkele valuta - het er levend van af heeft gebracht, in tegenstelling tot met name goud dat altijd als betaalmiddel heeft kunnen dienen; zie youtube/watch?v=DyV0OfU3-FU. Ooit gedacht: hoe of door wie zou dat toch komen? Eiser schakelt maar meteen door naar de 6 en maakt gewag van misbruik van het volk door banken, voor eigen gewin, welk misbruik qua duur zeker gelijke tred houdt met het seksueel misbruik van knaapjes door bepaalde dienaren van God, waar God overigens niks mee uit te staan heeft, maar dat even geheel terzijde. Eiser denkt dat wij nog geen notie hebben, van iets dat maar het begin van een topje van de echte eis- of ijsberg is. 11. In 2011 stelde de Socialistische Partij (SP) de wettelijke omschrijving van het begrip bank – terecht – aan de kaak, waarvoor hulde! Citaat: Kamerstuk 32.787 nr. C: De leden van de SP-fractie constateren dat de definitie van „bank‟ in artikel 1.1 van de Wft welhaast uit de 19e eeuw lijkt te stammen en geven de regering in overweging deze definitie te herzien. Zij zijn van mening dat geld endogeen (van binnenuit, of vanuit zichzelf; PW) door banken gecreëerd wordt overeenkomstig de Monetary Circuit Theory” (MCT: naast een centrale bank, bijvoorbeeld DNB-ECB, creëren ook commerciële banken, waaronder gedaagde, geld; PW) terwijl de definitie veronderstelt dat banken slechts intermediair zijn en geld door de centrale bank in omloop wordt gebracht. Daarmee slaat de SP de spijker op zijn kop, want de definitie van bank en daarmee óók de wet als definiërend instituut, strookt inderdaad niet met de 20e en 21e eeuwse werkelijkheid, ook wel genoemd: de door (bijvoorbeeld) gedaagde - géén bank in de zin van de Wft - gebezigde praktijk van digitale geldcreatie uit het niets, na procédé x, door middel van het aanslaan van een €-teken, gevolgd door een getal, in het licht van zowel de hiervoor, als hierna uiteengezette realiteit. Aldus is er nog steeds sprake van een uit 19e eeuw stammende, naar de mening van eiser, waarheidversluierende definitie van bank, welke definitie vormt: artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC. Dit overdrachtelijke ‘stuk antiek’, althans dit paard van Troje, althans deze richtlijn, stamt (echter) uit de 21e eeuw en vormt - om te beginnen - de bijl aan eisers wortel, omdat de (nationale) formele wetgever zich aan dit stuk supranationaal recht líjkt te moeten conformeren. De roept bij eiser de vraag op: hoe zag en ziet, volgens gedaagde, de hiervoor, door de Kamerleden van de Socialistische Partij beschreven 20e en 21e werkelijkheid er exact uit? Meer concreet: welk en hoeveel water is er over Gods akkers, althans door de Rijn gespoeld , vooraleer die digitale € 312.500,- in existentie kwam en wat heeft gedaagde, in dat kader, daarna gedaan. Eiser neemt - uiteraard - geen genoegen met een antwoord, of een bekende weg als: geldschepping door banken wordt in de schoolboeken vermeld, of dat is nu eenmaal een gangbare of gebruikelijke praktijk, neen, eiser heeft recht op een A (begin) tot Z (eind) beschrijving daarvan, gelardeerd met bijbehorende wetsartikelen. Als gedaagde dat niet kan, zal de, op het vlak van de feiten, lijdelijke rechter, naar eiser aanneemt wel ambtshalve kunnen bepalen het wettelijk kader van dat geldscheppingspróces (procédé x) welk proces beslist niet moet worden verward met geldschepping als momentopname. Daarbij refereert eiser aan positivemoney.org/how-money-works/proof-that-banks-create-money/. Als eiser liegt, dan liegt hij in commissie, indachtig ook het beeld en de spraak die schuilen achter voormelde link. 12. Eiser ziet het ook zo: in het huidige tijdsgewricht en ter voorkoming van volksverlakkerij, zouden artikel 1:1 Wft en artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, eigenlijk als volgt moeten luiden: het is een bank toegestaan buiten besloten kring de beschikking te verkrijgen over opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, welke opvorderbare gelden per definitie níet worden uitgegeven en het is banken toegestaan, op basis van procédé x, uit het niets digitaal geld te creëren en indien nodig, achteraf - later; nadien - reserves daarbij te zoeken, waarbij het de banken is toegestaan over dat door hen digitaal uit het niets gecreëerde geld, een rentevergoeding te verlangen. Ziedaar de paradox van een gedaagde, die als een soort van een leeg spaarvarken, althans als een zo goed als leeg spaarvarken, het kennelijke vermogen heeft om geld (valuta) digitaal uit het niets te creëren, of concreet, in deze kwestie: 0 (nul) = € 312.500,-, herstel: 0 (nul) = € 312.500,- + rente daarover. Wat eiser betreft kan en mag dit niet, zeker niet dat laatste: rente verlangen, althans dat mag ook niet op basis van onder andere artikel 1:1 Wft, artikel 1 BGfo Wft alsmede artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, noch kan en mag zulks geschieden op basis van het volgende, kennelijk door DNB gehuldigde criterium: Kredietinstellingen moeten ervoor zorgen dat ze een eigen vermogen hebben (hebben!, niet: (achteraf) verkrijgen; PW), dat wat hoeveelheid, kwaliteit en verdeling betreft is afgestemd op de risicos waaraan ze blootgesteld zijn of kunnen worden. Derhalve moeten ze beschikken over strategieën en procedures om de toereikendheid van hun eigen vermogen te beoordelen en dit vermogen op peil te houden. (zie punt 55 van Richtlijn 2006/48/EC). Kortom, in deze richtlijn wordt gesproken over een situatie van wat is - hebben - en niet over een situatie van wat komt, of wat zou kunnen komen. Overigens, als artikel 1.1 Wft stelt, dat een bank krediet uitzet voor eigen risico, dan is dat tot op grote hoogte, althans tot op zekere hoogte ook een hoax over de boeg van het gegeven, dat gebleken is, dat een bank als gedaagde dat (ook) deed en doet - nog steeds! - voor (aandeelhouder)risico van de Staat der Nederlanden (lees vooral ook: Nederlanders/miljoenen belastingplichtigen, waaronder eiser, die haarvan de ondergang redden). Aldus werd en wordt ook dit wetsartikel - artikel 1.1 Wft - ook op die basis en ín de basis niet nageleefd door gedaagde. Eiser citeert nogmaals De Nederlandsche Bank: Voor eigen rekening kredietuitzettingen verrichten, wil zeggen zelf (zélf; PW) het financiële risico lopen van die kredietuitzettingen. Indien iemand voor de kredietuitzettingen een winst- of verliesgerelateerde vergoeding ontvangt, handelt hij ook ‘voor eigen rekening’. (toezicht.dnb.nl/2/50-201916.jsp). Eiser speelt even advocaat van de duivel, met de volgende mededeling: gedaagde loopt niet zelf het risico van die kredietuitzettingen, omdat a) gedaagde dat krediet digitaal uit het niets schiep - dat was niet het spaargeld van mijnheer X! - en b) eiser net zo goed loopt een kredietrisico, of datzélfde kredietrisico, waarbij gedaagde, relatief en absoluut gezien minder risico loopt dan eiser, omdat gedaagde het door eiser gegeven onderpand (huis) kan uitwinnen, waarbij gedaagde het risico van een default van eiser ook, en zelfs van meet af aan, op andere manieren kan hebben afgedekt, bijvoorbeeld middels een daaraan gekoppelde credit default swap (cds), of securitisatie van eisers hypotheek. Ook deze aspecten plaatsen het vermeende, door eiser gelopen risico in een ander daglicht, althans dát risico is géén, althans niet exclusief door gedaagde gelopen risico. Artikel 1.1 Wft beschrijft de facto een boot die Risico heet, waarbij over het hoofd wordt gezien dat, zo is reeds gebleken, ook alle Nederlanders in díe boot zitten. Welbeschouwd is dat een grote, voor velen onder ons verzwegen schade en schande, althans een door velen onder ons onbegrepen schade en schande. Daarbij mag worden aangetekend dat de term too big to fail met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ten onrechte wordt gekoppeld aan aan bank als bijvoorbeeld gedaagde, die gretig in dit op het eerste gezicht diffamerende, maar wel commercieel interessante gat is gesprongen en daarvan gretig gebruik blijft maken ten gunste van haar belanghebbenden, met name het topmanagement en de aandeelhouders. Daarbij krijgen haar spaarders een foprente, die door inflatie en box 3, meer dan völlig vernichtet wird, terwijl veeleer wij - Nederland als geheel - too big to fail zijn, waarbij het een goede zaak zou zijn een bank als eiser haar terechte plaats te wijzen, onder andere in de vorm van de onmiddellijke ontneming van haar verdienmodel; het verdienmodel ten hare winste of bate, met reddingsboten voor slechts een select gezelschap. Leuk hoor, succesjes, of verdienen in de vorm van bijvoorbeeld cowboybankieren met wezensvreemde derivaten, maar ook hardwerkende spaarders, of beter gesteld, echt werkende spaarders waren, zijn en blijven de dupe, door het geld- of valutaontwaardende gedrag van een bank als gedaagde. Ook dat doet eiser verzuchten, dat hij uitermate vervelend vindt dat Willem Middelkoop het tot nu toe en helaas bij het rechte eind heeft, indachtig zijn woorden: Het systeem verander je pas, als het oude systeem is ingestort, is geïmplodeerd, weg is (zie in dat kader: youtube/watch?v=OBahZHnV03U). In het kader van de transitie naar een stabieler en rechtvaardiger systeem, hoop ik dat deze dagvaarding een zinvolle bijdrage kan leveren, aan het op de juiste pot draaien van gedaagde, namelijk haar pot van dienstverlener/facilitator, in plaats van valutawinstmaker, over door haar uit het niets gecreëerde valuta. Waar haal je als centrale bank $ 160.000.000.000 vandaan? Dat doe je op dezelfde manier, volgens procédé x, zoals een bank als gedaagde dat doet (die voor dat trucje een forse rente - haar winst - verlangt). Zeker in het huidige tijdsgewricht, is niet dat erg, neen, dat is ontluisterend en deteriorerend, in velerlei opzichten! youtube/watch?v=TJQZYbBD_wg 13. De hiervoor gememoreerde Richtlijn 2006/48/EC komt eiser voor als een schip dat schreeuwt om een ongedisciplineerde bemanning. De SP had deze niet geringe stokoude fish out of hell aan de haak, maar verzuimde deze aan te slaan. Eiser is er zich terdege van bewust dat het project Europa, in de vorm van onder andere artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, mogelijk ooit de goede bedoeling was van eerlijke, oprechte en geëngageerde politici; toenadering, overleg, samenwerking, stabiliteit en vrede, alhoewel, als in ogenschouw wordt genomen de uitlating van Jean-Claude Juncker, onder punt 67... Echter, mogelijk hadden zij - de politici - geen verstand van, of onvoldoende zicht op financiële belangen en zaken - de bekende weeffouten -, althans zij waren niet alert genoeg, waarna anderen - bank- en andere zakenlieden -, mede onder pseudo-toezicht van de BIS, met een nog grotere financiële bal aan de haal zijn gegaan, indachtig onder meer artikel 4, onderdeel 1 van Richtlijn 2006/48/EC, waarover de afgebrande, als een feniks uit de as herrezen, ultieme overlever DSK, zich onlangs in niet mis te verstane bewoordingen heeft uitgelaten (gewoon-nieuws.nl/2013/11/dsk-voorspelt-doorbraak-populisten-eurosceptici/#.UpC7ycu9KSM). Daarbij heeft eiser het nog niet gehad over de voormalige president van de Verenigde Staten, Woodrow Wilson, die zich nog wel eens in zijn graf zal omdraaien, indachtig de mede door hem goedgekeurde Federal Reserve Act 1913 - fait accompli terrible -, welke, tot op de dag van vandaag, in een bepaald opzicht, alle kanaries in alle kolenmijnen schier overbodig heeft gemaakt. Wilson schreef in zijn memoires: I am a most unhappy man. I have unwittingly ruined my country. A great industrial nation is controlled by its system of credit. Our system of credit is concentrated. The growth of the nation, therefore, and all our activities are in the hands of a few men. We have come to be one of the worst ruled, one of the most completely controlled and dominated Governments in the civilized world no longer a Government by free opinion, no longer a Government by conviction and the vote of the majority, but a Government by the opinion and duress of a small group of dominant men. De facto zucht ook eiser onder dit juk, wat eiser prima kan uitleggen.
Posted on: Wed, 04 Dec 2013 22:47:53 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015