Verhalen over pesten: De littekens blijven Op de basisschool - TopicsExpress



          

Verhalen over pesten: De littekens blijven Op de basisschool hoorde Kathinka (26) er nooit echt bij. Ze was een eenzaam kind, dat haar eigen gangetje ging. De pesterijen kon ze verdragen, tot in groep acht. Wat daar gebeurde zou haar lang blijven achtervolgen. Ik ben opgegroeid in een dorp in Zeeland en ging naar dezelfde lagere school als mijn vader en mijn oma. De klompenschool, zo werd die begin jaren negentig door de oudere bewoners nog steeds genoemd. Het was van oudsher de school voor de boerenkinderen. Ik weet nog dat we een hoofdmeester hadden in plaats van een directeur. Ik zag het helemaal niet zitten om naar school te gaan en haalde allerlei rotstreken uit in de hoop dat de juf mijn moeder zou bellen om mij op te komen halen. Zo knoopte ik de schoenveters van kinderen vast aan de stoelpoten en stopte haren in lijmpotjes. Ik was eerder een pestkop dan een kind dat gepest werd. Tussen de middag moest mijn moeder praten als Brugman om mij weer naar school te krijgen. Ik wilde daar écht niet zijn. Het enige leuke was mijn vriendje van de peuterspeelzaal. We zaten opnieuw bij elkaar in de klas. Ook hij was geen lieverdje. Hij was erg druk en had hemofilie. Alle kinderen werd op het hart gedrukt dat ze hem niks mochten doen. ”Als je hem slaat, bloedt hij dood”, werd er gezegd. Ze mochten hem dus ook niet terugpakken als hij aan het klieren was. Daarom pakten ze mij. Ik ving de klappen voor hem op, maar daar trok ik me weinig van aan, ik had mijn klasgenootjes toch niet nodig. Achteraf gezien is daar misschien wel de kiem gelegd voor alle ellende van later. Ik zonderde me af van de grote groep. Ik was een raar kind. In het begin was het vrij onschuldig In groep drie ging mijn vriendje van school. Tranen met tuiten heb ik gehuild. Ik kon slecht tegen veranderingen en dit was een heel ingrijpende. Ik wilde nóóit meer naar school. Ik háátte school. In groep vier en vijf zou ik nog een paar keer meemaken dat bevriende klasgenootjes van school gingen. In twee jaar tijd zag ik juist die kinderen vertrekken bij wie ik me op mijn gemak voelde. Ik moest opnieuw een plekje zien te veroveren in de klas en dat lukte me niet goed. Ik trok me terug in mijn eigen wereldje en ging me steeds eenzamer voelen. Een vicieuze cirkel, die moeilijk te doorbreken was. Daar kwam nog bij dat er door het systeem van combinatieklassen twee groepen waren ontstaan: een groep pesters - nou ja, er waren twee echte pestkoppen, de rest ’liep mee’ uit angst zelf doelwit te worden - en een groep kinderen die gepest werd. In die laatste groep zat ik. In het begin waren de pesterijen nog vrij onschuldig. Je werd buitengesloten, uitgescholden, uitgelachen, als je aan het lezen was, werd je boek uit je handen geslagen. Ik zat er niet mee dat ik er niet bij hoorde. Ik vond die andere groep toch niks. Ik had mijn eigen klasje en ging zoals altijd mijn eigen gang. Een uitblinker was ik niet, maar ik scoorde net voldoende om elk jaar over te gaan. In groep zes en in groep zes/zeven werd het zelfs leuk! Ik had twee jaar achterelkaar dezelfde meester, een schat van een man. Hij had snel in de gaten wanneer er iets broeide in de klas en greep meteen in. Hij wist een gezellige, rustige sfeer te creëren. Daar kwam helaas een einde aan in groep acht. In dat laatste jaar werden de twee groepen weer samengevoegd tot één klas en kregen we een meester met wie ik helemaal niet overweg kon. Hij was zo’n man die een kind kon maken of breken. Als hij je mocht was het prima, maar anders kon je beter maar maken dat je weg kwam. Ik wíst dat dit fout zou lopen. Ik heb veel verdrongen uit die tijd De meester had meteen twee lievelingetjes, uitgerekend de twee grootste pestkoppen van de klas. Daardoor hadden ze zo goed als vrij spel. En de meelopers met hen. Ik mocht nooit meedoen met spelletjes, werd altijd als laatste gekozen bij gym en werd Kastinka of luizenkop genoemd. Maar die ’kleine’ pesterijtjes maakten nog altijd weinig indruk op me. Ik was niet bang voor ze. Toen nog niet. Ik denk dat dát voor hen een uitdaging werd, want langzaam werd het grimmiger. De meester werkte het pesten ook nog eens in de hand. Zo zette hij me regelmatig apart met de mededeling dat domheid een besmettelijke ziekte was. En als ik een keer wel een goed punt had, zei hij doodleuk dat ik vast en zeker had afgekeken. Dat was voer voor de klas, die borduurde maar al te graag door op wat de meester had gezegd. Al gauw werd ik door een groep van zo’n tien, vijftien kinderen in de pauzes in de prikkelbosjes gegooid. Waarom? Geen idee. Maar daar hadden ze me wél mee. Ik was bang voor pijn en dat kregen ze door. Ze gingen dreigen. Zo was het verboden om op het bord te tekenen, maar de klas dwong me ertoe om het toch te doen. Anders zouden ze me na school in elkaar slaan. Dus tekende ik iets op het bord om daarna op mijn donder te krijgen van de meester. Had de klas weer lol. Ik heb veel verdrongen uit die tijd, maar ik weet nog dat ik briefjes onder mijn neus kreeg met boodschappen zoals: we gaan je vanmiddag in elkaar slaan. In het begin ben ik nog met zo’n briefje naar de meester gegaan. ”Dan blijf je vandaag toch na?” zei hij dan. Waarop de groep juist alle tijd had om zich te verzamelen en me op te wachten, terwijl de rest van school al lang thuis was. Ik verdenk de meester ervan dat hij hun spelletje meespeelde. Ik herinner me ook nog een keer dat ik na schooltijd werd vastgepakt en dat mijn beugel uit mijn mond werd geslagen. Een van de jongens besefte ineens dat ze te ver gingen. Hij liet me los en ik rende volkomen overstuur de eerste de beste winkel binnen. Die mensen hebben toen mijn ouders opgebeld om me te komen halen. Natuurlijk namen die contact op met school, maar er werd verder niks mee gedaan. De meester beweerde dat ik loog. ”Die beugel zat al los mevrouw, ze heeft er de hele dag mee zitten spelen!” Ik denk dat mijn ouders zich ook machteloos hebben gevoeld. Vanaf die tijd kwam mijn oudere zus me vaak van school ophalen. ‘De meester ziet het toch niet…’ Omdat ik in augustus jarig ben, was ik een vroege leerling. Ik was de kleinste en de jongste van de klas. Ook geestelijk ben ik heel lang kind gebleven. In groep acht zie je grote verschillen wat dat betreft. De meeste meiden begonnen in de puberteit te komen. Ze hielden zich bezig met dingen waar ik me totaal niet mee bezighield. Zo lazen zij bladen als Breakout! en Fancy, waarin heel open werd geschreven over seksualiteit, terwijl ik als paardenmeisje alleen geïnteresseerd was in Penny. Op een dag ging het helemaal mis. De meester was met een paar kinderen naar zolder gegaan om kerstspullen uit te zoeken en daarna de boom in de centrale hal op te tuigen. Ik mocht niet mee, omdat ik mijn werk niet af had. Een stel andere kinderen had gewoon geen zin om mee te helpen en mocht iets voor zichzelf doen in de klas. Dat heb ik geweten. Het gesprek van de meiden ging op een gegeven moment over schaamhaar, wie wel en wie nog geen schaamhaar had. Het zal naar aanleiding van een artikel in Breakout! zijn geweest. Ik hoorde het half en half aan, maar bemoeide me er verder niet mee. Tot ze me rechtstreeks aanspraken: ”Heb jij eigenlijk al schaamhaar?” ”Ja”, zei ik, met mijn grote mond. ”Laat eens zien!” zeiden ze. ”Alleen aan ons. Kom, gaan we naar de meisjes-wc.” ”Dat mag niet”, antwoordde ik. ”We mogen niet met z’n vijven tegelijk.” ”Maakt niet uit, de meester ziet het nu toch niet. Als je meegaat en je laat het ons zien, zullen we je nooit meer pesten.” Dat zou fijn zijn, dacht ik naïef en ging mee. Ik liet de haartjes onder mijn oksel zien. ”Heb je ze ook op je k..? Die moet je ook laten zien.” Ik deed mijn broekje omlaag om die drie haartjes daar te laten zien. ”Nou, ik heb veel meer”, zei een van de meisjes. Maar zij hoefde het niet te laten zien. Ik voelde me voor schut staan en trok gauw mijn broek weer omhoog. Nu was het pesten voorbij, dacht ik. Terug in de klas werd er gesmoesd en gegiebeld om me heen. De meiden vertelden tegen de jongens wat ik op de wc had gedaan. Toen was het hek van de dam. ”Als jij zo makkelijk je broek laat zakken, kun je dat hier voor de klas ook wel doen. Anders slaan we je in elkaar”, zeiden ze. Ik mompelde dat er beloofd was dat ik niet meer gepest zou worden. ”Wij hebben niks te maken met wat zij beloven, maar als je het ons laat zien zullen wij ook stoppen met pesten.” Twee jongens pakten me beet, sleepten me voor de klas en trokken mijn broek naar beneden. Een van de meiden riep toen dat ik mijn vinger in mijn vagina moest stoppen. Ze zei het in iets andere woorden. En dat heb ik gedaan. Eindelijk hadden ze me. Ik was gebroken. Voelde me zo verschrikkelijk vernederd, zo vies. Ik kon alleen nog maar huilen, huilen, huilen. En natuurlijk hield het pesten niet op. Nog geen half uur later maakten ze me uit voor fishfinger. Die wijsheid hadden ze vast ook uit die blaadjes. Toen de meester eindelijk terugkwam, had hij niks in de gaten. Ondertussen werd er in de klas gegiecheld en gerommeld en briefjes doorgegeven. Het waren tekeningetjes van mij met overal schaamhaar. Waarom heeft er nooit iemand ingegrepen? Al die jaren had ik de pesterijen naast me neer kunnen leggen, maar nu was het op. Ik kon het niet meer. Ik kwam verschrikkelijk met mezelf in de knoop. Ik schaamde me zo, dat ik het tegen niemand durfde te vertellen. Zeker niet tegen mijn ouders. Ik was bang dat ze boos op me zouden worden. Ik had immers iets gedaan wat niet mocht. Mijn moeder had wel door dat er iets aan de hand was. Ik was mezelf niet meer. Ze vroeg wat er was gebeurd, maar ik kon het niet zeggen. Ze is toen naar de meester gegaan, of hij wist wat er aan de hand was. Hij vertelde dat hij even de klas uit was geweest, maar dat hij verder niks had gemerkt. Het was op een donderdag gebeurd. Ik weet niet meer hoe ik die vrijdag heb doorgebracht, maar na het weekend zei ik tegen mijn moeder dat ik ziek was. Ze nam mijn temperatuur op en constateerde dat ik geen koorts had en best naar school kon gaan. Maandag was de enige dag dat zij werkte en ik moest overblijven. Ik deed alsof ik naar school ging, maar gebruikte het overblijfgeld om in een telefooncel te bellen. Toevallig nam de directeur op. ”Met de moeder van Kathinka”, zei ik en probeerde de stem van mijn moeder na te doen. ”Kathinka is ziek, net zoals alle andere maandagen.” Dat school niet ingegrepen heeft begrijp ik nu nog niet. Ook in het dorp keek niemand raar op dat ik niet op school was. Ik heb die dag meegeholpen in de supermarkt. Ik zei dat we studiedag hadden. Pas op de derde maandag werd er naar huis gebeld. Toevallig was mijn vader thuis, hij had wisselende diensten. ”Dit is al de derde maandag op een rij dat Kathinka er niet is”, kreeg hij te horen. ”Wat is er aan de hand?” Mijn vader werd boos, hoorde ik later. ”Hadden jullie niet eerder kunnen bellen?” Hij is vervolgens op de fiets gesprongen om me te zoeken. Ik weet niet hoe hij het voor elkaar kreeg, maar hij vond me aan de andere kant van het dorp. ”Waarom ben jij niet op school?” vroeg hij. Ik durfde niet te zeggen wat er precies was gebeurd, maar zei wel dat ik weer gepest was en nu écht niet meer wilde. Toch moest ik bij hem achterop de fiets, hij zou me naar school brengen. Toen knapte er iets in mij. Ik ben in huilen uitgebarsten. Was helemaal over mijn toeren. Mijn vader zag dat het menens was. ”En nú is het genoeg met die school! Ik breng je naar huis”, besloot hij. De schaamte zat zó diep Ik mocht een paar dagen thuis blijven. Het was vlak voor Kerstmis. Mijn moeder ging naar school voor de rapportbespreking. Mijn kerstrapport was niet goed. Ze wilde weten waarom ik al die jaren bij andere leerkrachten toch redelijk had gepresteerd en nu ineens zo achteruit was gegaan. Volgens de meester lag dat niet aan hem maar aan mij. Ik was vreemd. En hij zei ook wat ik voor de klas had gedaan. Dat hadden andere kinderen hem verteld. Mijn moeder was in alle staten toen ze thuiskwam. ”Is het waar?” vroeg ze. Ik dacht dat ze boos op mij was en ontkende alles. Eerlijk gezegd heb ik nog maar pas verteld wat er werkelijk in groep acht is gebeurd, toen ik wist dat mijn verhaal in Mijn Geheim zou komen. Al die tijd had ik het voor me gehouden, zo diep zat de schaamte. Ook al wisten mijn ouders niks van dat ene voorval, ze hadden het helemaal gehad met die school. Ze zagen hoe slecht het met me ging en besloten me van school te halen. Ik zou voortaan naar de arbeidersschool gaan. Ik heb geknokt om uit mijn schulp te komen Het was een verademing! Niet meteen, ik was in het begin nog erg bang en wantrouwend, maar de kinderen daar deden gewoon aardig tegen me. De sfeer op deze school was zo veel beter. Ik werd helemaal niet meer gepest. Mijn nieuwe onderwijzer ving me heel goed op. Hij zag dat ik geestelijk een stuk jonger was dan de rest, dat ik een grote leerachterstand had en dat ik niet dom maar dyslectisch was. Ik kwam binnen op het niveau van groep vijf, maar hij kreeg me in anderhalf jaar tijd - ik deed groep acht over - op een cito-score voor mavo/havo. Toch adviseerde hij mij voor het vbo te kiezen. Dan kon ik het rustig aan doen en bleef ik tijd houden voor mijn paard. Het werd een vbo die verder weg lag, om te voorkomen dat ik kinderen van mijn oude school zou tegenkomen. Het was een groene school, ik was gek op planten en dieren en wilde daarin verder leren. De verzorging, werken met mensen, trok me niet. Het pesten was voorbij, maar de littekens bleven. Ik heb moeten knokken om uit mijn schulp te komen. Die ene, afschuwelijke gebeurtenis heeft me lang achtervolgd en heeft veel invloed op me gehad. Ook op mijn seksuele ontwikkeling en mijn eerste relaties. Mijn beeld van jongens en mannen stond al helemaal vast: die waren maar op één ding uit. Op mijn dertiende was ik al geen maagd meer. Mijn vriendje van toen wilde meer en ik dacht dat dat normaal was. Voor mij hoefde het niet, maar ik liet hem zijn gang gaan. Blijkbaar hoorde dit erbij. Eindelijk had ik een gelijkwaardige relatie Tot ik op mijn vijftiende zwanger werd. Dat was een grote schok. Ook voor mijn ouders, die er gelukkig heel goed mee omgingen. Ze veroordeelden me niet, maar legden uit wat de mogelijkheden waren. De keuze was aan mij, maar ze zouden me altijd steunen. Wat ik ook besloot. Ik besefte dat het tijd werd om eindelijk voor mezelf te kiezen en besloot de zwangerschap te laten afbreken. Nog steeds heb ik geen spijt van die beslissing. Het was echt het beste voor mij. Maar dat wil niet zeggen dat ik er niet vaak aan denk dat ik al een kind van tien jaar had kunnen hebben. Na het vbo ging ik naar een mbo in Breda, waar ik later op kamers ging. Ik wilde weg uit dat dorp waar altijd mensen waren die wisten wat er was gebeurd. Ik wilde nooit meer met mijn oude leven geconfronteerd worden. Het lukte me om die zwarte bladzijde achter me te laten. Wat dat betreft heb ik ook wel een sterk karakter. Des te vreemder eigenlijk dat dit mij is overkomen. Ik pakte de draad van mijn leven goed op. Na een paar moeizame relaties kreeg ik op mijn twintigste iets met Stephan, die in hetzelfde studentenhuis woonde. Eindelijk had ik een gelijkwaardige relatie met iemand die er duidelijke waarden en normen op nahield. Met hem ben ik getrouwd, we hebben twee kinderen gekregen. Ik was volkomen gelukkig. Tot een paar maanden geleden het verleden me ineens weer aanvloog. Blijkbaar had ik het toch niet zo goed verwerkt als ik zelf had gedacht. Ik begreep meteen waarom ik vastliep. Esther, onze oudste, zou vier worden en naar groep een gaan. Dat was de trigger. Als haar maar niet overkomt wat mij is overkomen, dacht ik. Nu kan ik het verleden afsluiten Ik besloot via internet contact te zoeken met het meisje dat me in die tijd het meest heeft gepest. In de kerk had ik gehoord dat je alleen kunt genezen als er vergeving is. Ik kwam snel achter haar mailadres en stuurde haar een berichtje, waarin ik de situatie uitlegde. Dat ik er erg mee gezeten had en dat ik er nu opnieuw tegenaan liep, omdat mijn dochtertje binnenkort naar school zou gaan. Ik kan hier pas echt een streep onder zetten als ik het je kan en mag vergeven. Je bent nu een volwassen vrouw, ik begrijp dat je nog maar een kind was toen je dit deed… Tot mijn verbazing kreeg ik kort daarna een mailtje terug. Ik had niet eens een reactie verwacht. Ze schreef dat ze vaak aan me dacht en dat ze blij was dat ik haar vergaf. Ook al was ik een kind, ik had dit nooit mogen doen. Het deed me goed te lezen dat ze zich bewust was van de pijn die ze me had aangedaan. Daarmee was het voor mij klaar. Ik ben nu zo ver dat ik het verleden werkelijk kan afsluiten. Gelukkig is Esther een totaal ander kind dan ik. Dat helpt daarbij. Ze is erg bijdehand, vol zelfvertrouwen, helemaal niet in zichzelf gekeerd en heeft heel veel zin in school. Ik heb er alle vertrouwen in dat het goed zal gaan met haar en ik wil haar niet belasten met mijn eigen trauma. Natuurlijk zal ik extra alert blijven, haar weerbaar willen maken en haar beschermen, maar dat kan ik nu op een gezonde manier doen. Esther mag haar eigen leven leiden. Net zoals ik nu eindelijk de persoon heb mogen worden die ik wil zijn!
Posted on: Thu, 27 Jun 2013 05:45:47 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015