Verhalen over pesten: Ze maken me het leven zuur Het - TopicsExpress



          

Verhalen over pesten: Ze maken me het leven zuur Het getreiter van haar buren laat diepe sporen na bij Yvonne Wat begon met overlast door een wekker, eindigde ermee dat Yvonne (40) zeker wist dat er bij haar afwezigheid iemand in haar huis was geweest. Maar ze kon en kan niks bewijzen. Lange tijd heeft ze gedacht dat het aan haar lag, dat ze het zich verbeeldde. Dat ze gek aan het worden was zelfs. Totdat ze de proef op de som nam… Ik groeide op als een doodgewoon meisje in een doodgewoon gezinnetje. We hadden het niet bijzonder breed, maar mijn moeder slaagde erin om gezelligheid te brengen met kleine dingen. Mijn enige zusje beschouwde ik als mijn beste maatje en samen met haar genoot ik van de hechte band die we onderhielden met een uitgebreide familie van ooms en tantes. Het enige minpuntje was het contact met mijn vader. Tussen ons klikte het niet. Ik had altijd het gevoel me aan hem te moeten bewijzen. Zonder succes: het was nooit goed genoeg. Als dingen mis gingen, lag dat aan mij. Was dat mijn schuld. Nog steeds heb ik de neiging negatieve dingen op mezelf te betrekken. Hoewel ik moeite had met het leggen van contacten, was ik nooit eenzaam. Ik had meestal wel een of twee vriendinnetjes en anders was er altijd nog mijn zus. Met de weinige vriendinnen die ik had, sprak ik voornamelijk op school af of anders bij hen thuis. Vanwege de ongemakkelijke band met mijn vader was ik zoveel mogelijk weg van huis. Ik was een goede leerling en deed met gemak de havo. Na mijn eindexamen begon ik aan een vervolgopleiding in het onderwijs. Ik heb altijd iets met kinderen gehad en wilde later graag met kinderen werken. Helaas heb ik de opleiding niet kunnen afmaken vanwege gezondheidsklachten. Deze werden zo heftig dat ik uiteindelijk volledig ben afgekeurd. Inmiddels zit ik al mijn halve leven, ik ben nu veertig jaar, in de wao. Ik ben alleenstaand. Een dure woning is voor mij dus niet weggelegd. Ik woon in een blok dat bestaat uit twaalf goedkope woningen. Mijn buren zijn werkloze, gescheiden moeders met kinderen en vrijgezellen, die het ook niet al te best getroffen hebben in het leven. Allemaal hebben we geen cent te makken en zitten we, noodgedwongen, veel te dicht op elkaars lip. Tel daarbij op dat onze huizen voorzien zijn van dunne wandjes en voila, alle ingrediënten zijn aanwezig om veel van en over elkaar mee te krijgen. En misschien ligt daarin wel de kern van dat heel grote probleem waar ik mee te maken heb. Ik hou altijd rekening met de buren ”Hé, Yvonne, kan dat wat zachter?” riep buurman Wim en hij bonkte met zijn vuist op ons gezamenlijke kamerwandje. Geschrokken hield ik op met zingen. Het was twee uur in de middag en ik zong vrolijk mee met een liedje op de radio. Zingen doet me even mijn vele lichamelijke klachten vergeten. Ik realiseer me echter heel goed dat dit in onze gehorige huisjes niet voor iedereen een even groot genoegen hoeft te zijn. Ik hou dan ook altijd rekening met de buren als ik me uitleef met de radio. ”En ook dat afwassen om tien uur ’s avonds ben ik hartstikke beu! Net als dat geroep tegen die hond van je. Houd die keffer toch gewoon bij je!” Ik kende Wim als een norse, wat eigenzinnige man. Niet bepaald het zonnetje in huis. Vage figuren, die het lachen evenmin hadden uitgevonden, liepen in en uit bij hem. Maar aan zijn oren mankeerde niets. Bij hoge uitzondering had ik gisteren een keer wat later de vaat gedaan. En toevallig was Rex pas na drie keer roepen binnengekomen, terwijl hij anders altijd meteen kwam. Ik riep een verontschuldiging terug en sprak met mezelf af om nog meer rekening met Wim te houden. Van de andere buren kreeg ik nooit commentaar. Maar zoveel mensen, zoveel verschillen, hield ik mezelf voor. Diezelfde avond speelden mijn gezondheidsklachten weer op en toen ik voor mijn gevoel nog maar net in slaap gevallen was, schrok ik wakker van een wekkerradio die piepend afging. Wims wekkerradio, constateerde ik slaapdronken. Het was vier uur in de nacht. En hij bleef maar piepen. Ik hoorde Wims voordeur dichtslaan. Hij vertrok naar zijn nachtshift. Kwart voor vijf hield het piepen eindelijk op. Kan gebeuren, dacht ik en probeerde nog wat te slapen. Dat lukte. Heel eventjes. Om half zes ging opnieuw de wekker af en de herrie stopte tegen een uur of twaalf, toen Wim weer thuiskwam. Ik besloot hem niets te vertellen van mijn slapeloze nacht en hield mezelf voor dat het iets eenmaligs was. Weer werd ik wakker van een radio Mijn hoop bleek ijdel. Wim scheen het uit de slaap houden van zijn buurvrouw op een gegeven moment tot een hoger doel te hebben verheven. Als hij zelf de deur uitging voor zijn nachtdienst (of ochtenddienst, hoe het ook mag heten), vanaf een uur of vier ’s nachts, liet hij de wekker afgaan of hij zette de doucheventilator aan. Voor de afwisseling, zullen we maar zeggen. Ik werd dan wakker van een doordringend zoemgeluid, dat hebben die dingen nou eenmaal, maar ook van een luid geklepper, omdat hij bovendien kapot was. Ik durfde er niets van te zeggen. Een oude erfenis, die ik dus had overgehouden aan het slechte contact met mijn vader. Het zou allemaal wel aan mij liggen. Wel was ik dolblij toen hij ging verhuizen. Exit Wim, welkom Eline. Eline was gescheiden, moeder van drie zoontjes en afkomstig van de andere kant van het land. Ik ging kennismaken en had warempel het gevoel dat het klikte tussen ons. Ik vertelde heel openlijk over mijn ziekte. Eline was begripvol, vriendelijk en belangstellend. Ze was een zelfverzekerde, communicatief sterke vrouw. Verheugd keerde ik huiswaarts. Wie weet werden we wel vriendinnen! Toen ik die nacht opnieuw wakker werd van een wekkerradio die afging, dacht ik in eerste instantie dat ik een nachtmerrie had over het getreiter door Wim. Maar het patroon herhaalde zich en ik kreeg het ijskoud toen het tot me doordrong dat de herrie afkomstig was uit het huis van de buurman aan de andere kant. John was een rustige, wat teruggetrokken man. Ons contact beperkte zich tot een enkele groet. Hij zou toch ook niet? Of toch wel? Het hele ritueel van het wakker houden herhaalde zich volgens precies hetzelfde patroon als bij Wim. Alleen kwam de herrie uit het huis aan de andere kant naast me. De hele nacht lag ik wakker, me afvragend waar ik die ellende aan verdiend had. Maar gelukkig was Eline er, bedacht ik me. In haar zag ik een medestander, zij zou met me mee strijden als dat nodig zou zijn… Het had geen zin om ruzie te maken ”Ik heb niks gehoord vannacht, Yvonne”, beweerde Eline de volgende ochtend. ”En de jongens ook niet. Maar wij slapen dan ook altijd als een blok. Wat vervelend voor je. Maar ik moet door, de school begint zo, begrijp je?” Ik besloot nog een nachtje af te wachten. ’s Nachts lijken de dingen altijd erger dan ’s morgens. Het zou wel toeval zijn, nietwaar? De volgende nacht bleef het gelukkig stil. En de nacht daarop ook. Zie je wel, ’t was toch verbeelding, bedacht ik opgelucht. Maar helaas, op een warme vrijdagnacht werd ik om twee uur opgeschrikt door een kletterende douche. John verfriste zich blijkbaar. Dat mag, dat kan. Maar drie uur later liep de douche nog steeds. Geradbraakt stond ik om zes uur naast mijn bed. Geradbraakt en geladen. Ik zou naar John toegaan en wel meteen! Maar ik realiseerde me ook dat het geen zin had om ruzie te maken. Ik kon veel beter wachten totdat ik een beetje gekalmeerd was. Zo gezegd, zo gedaan. Tegen half tien belde ik bij hem aan. ”Hé John, goeiemorgen!” Ik probeerde niet te laten merken dat de zenuwen door mijn keel gierden. Mijn strijdlust was als sneeuw voor de zon verdwenen. ”Zeg, niet om het een of ander, maar ik had vannacht niet bepaald een ongestoorde nachtrust. Was je douche stuk?” ”Hoezo?” John stond pontificaal voor de voordeur, duidelijk niet van plan me binnen te laten. ”Nou, je snapt toch wel wat ik bedoel?” ”Mmm?” ”John, heb ik soms iets verkeerds gedaan, ben je ergens boos over of zo?” Weer volgde een nietszeggend gehum. Ik kreeg het spaans benauwd. ”Nee Yvonne, je hebt niks verkeerd gedaan, ik begrijp ook niet waar je het over hebt. Maar als je het niet erg vindt…?” Hij liep achteruit naar binnen en sloot snel de deur. Het gesprek was niet verlopen zoals ik gehoopt had, maar goed, als de boodschap maar overgekomen was. Het was inmiddels al zover dat ik opzag tegen elke nacht die komen ging. Ook die avond moest ik me naar mijn bed slepen, hoewel ik doodmoe was. En ik was niet eens verbaasd toen ik, even na middernacht, wakker werd van een wc-bril die elke keer met volle kracht naar beneden werd gegooid. Gevolgd door piepgeluiden van, vermoedelijk, een bal. Dit ging door tot een uur of vijf. Nee, het verraste me niet eens meer. Wél dat het geluid afkomstig was uit het huis van Eline! Ik kon het bijna niet geloven en twijfelde serieus aan mijn eigen verstandelijke vermogens. Zou ik nu werkelijk gek aan het worden zijn? Er werd samengezworen om mij het leven zuur maken De volgende dag was het prachtig weer en ik zat, vermoeid door het slaaptekort, wat te suffen in mijn tuintje. De jongens van Eline kwamen uit school. ”Hoi Yvonne! Wil je een spelletje met ons doen?” Even twijfelde ik, maar per slot van rekening konden zij er ook niets aan doen. ”Kom maar op boys, gezellig!” riep ik terug. Met zijn drieën kwamen ze aanzetten met een memoryspel. Even vergat ik mijn ellende. Wat was het toch heerlijk om even zorgeloos naar die stoere kinderpraatjes te luisteren. Zo’n leuke jongens. Ik kon me niet voorstellen dat de moeder van die kanjers zo verdorven was, dat ze meeging - of juist misschien wel vooropliep - in het complot dat de buurt tegen me aan het smeden was. Want ik was inmiddels wel zover dat ik wist dat er sprake was van een complot, zeker toen ik bij toeval ontdekte dat Eline en Wim oude kennissen waren. Eline’s ziekelijke nieuwsgierigheid had ik aangezien voor belangstelling. En in mijn blijdschap met een mogelijke nieuwe vriendschap had ik niet gezien dat haar vriendelijkheid geveinsd was. Mijn bewondering voor haar communicatiekracht was op slag verdwenen toen ik erachter kwam dat ze gewoon een meester was in het manipuleren van mensen, in dit geval mijn buurtgenoten. Er werd samengezworen om me het leven zuur te maken. Ik merkte het aan de vreemde blikken van de naaste buurvrouwen van Eline. Mensen met wie ik nooit problemen had gehad. We liepen de deur niet plat bij elkaar, maar maakten vaak een praatje of groetten als we elkaar toevallig tegenkwamen. Vrij snel na de komst van Eline wendden ze echter hun ogen af als ze me zagen aankomen. Of ze keken me juist strak aan, op een neerbuigende, spottende manier. ”Yvonne?” onderbrak de jongste van het stel mijn gedachten, ”wat zou jij wensen als je een wens mocht doen?” ”Dat ik niet meer ziek zou zijn, zodat ik schooljuf zou kunnen worden”, antwoordde ik zonder aarzelen. ”En jij?” ”Dan wens ik dat jij weer gauw beter wordt”, besloot de schat. Ontroerd keek ik hem aan en ineens wist ik het. In zijn kinderlijke onschuld gaf hij me net het zetje dat ik nodig had. Ik zou potverdorie terugvechten! Het was al erg genoeg dat ik lichamelijk in de kreukels lag. Ik zou me er toch zeker geestelijk ook niet onder laten krijgen! Oog om oog, tand om tand, besloot ik opstandig. ”Eline, heb jij vannacht die herrie ook gehoord?” riep ik quasi onschuldig over de schutting heen, toen ze haar jongens kwam halen. Het bleef net iets te lang stil. ”Nee hoor, waar heb je het over?” ”Als je last hebt van mijn zingen of van wat dan ook, laat je het me weten, ja?” ”Ga gerust je gang, niks aan ’t handje”, antwoordde ze zo vriendelijk dat ik haar bijna geloofde. Zou alles dan toch nog op zijn pootjes terechtkomen? Die nacht wist ik zeker dat het dus niet goed zou komen. Ik werd wakker van iemand die met een hard voorwerp tegen een verwarming bleef slaan. Toen het eindelijk stopte, begon aan de andere kant een douche te kletteren. En ze hadden me zover. Ik kreeg een waas voor ogen en compleet overstuur begon ook ik zoveel herrie te maken als ik maar kon. En heb ik op ze gescholden. Het kon me allemaal niets meer schelen. Uiteindelijk, ik weet niet eens meer hoe laat, werd het stil. Maar in mijn hoofd ging het door. De volgende dag heb ik de woningbouwvereniging en de politie gebeld. Er moest iets gebeuren. Helaas nam niemand me serieus en liet ik me ontmoedigd afschepen. Als een klein kind huilde ik uit in de armen van mijn even wanhopige moeder. Ik moest de rampspoed die me overkwam ergens kwijt. Wat te denken van het stelen van mijn post? Het droppen van katten- en hondenpoep in mijn tuintje? Het vernielen van mijn grasmaaier? Het gieten van vet in mijn container? Niet één keer, maar telkens weer. Dag in, dag uit. Ontelbare keren hing ik aan de telefoon met de woningbouwvereniging. Het was zelfs zo erg dat mijn moeder voor mij moest bellen, zelf werd ik niet eens meer doorverbonden. Ook de politie kon niks met mijn verhaal, ik had immers geen enkel tastbaar bewijs. Maar het aller-, allerergste moest nog komen. Sinds een paar maanden gebeuren er ook in míjn huis vreemde dingen. Als ik de deur uitga, verzeker ik me er altijd van dat alle lampen uit zijn. Ik vind het gewoon zonde van de energie om ze te laten branden als er niemand is. Verschillende keren heb ik nu al meegemaakt dat alle lampen in mijn huis aan zijn als ik thuiskom. Of dat de koelkastdeur wijd openstaat, terwijl ik hem altijd sluit. Een maand geleden trof ik bij thuiskomst de douche, die ik droog had achtergelaten, nat aan. Ook stonden mijn theelichtjes omgekeerd in het omhulsel en lagen de tijdschriften verspreid door de kamer. En als klap op de vuurpijl stonken mijn vers in huis gehaalde boodschappen om een onverklaarbare reden een uur in de wind. De eerste keer denk je: zou ik dit of dat dan toch vergeten zijn? Je gaat gewoon twijfelen aan jezelf, je wilt het ook helemaal niet zien. Maar gezien de veelvuldigheid waarmee het gebeurde, kon ik er niet meer omheen. Als ik de deur uitga sluit ik zorgvuldig af en ik tref de deur altijd open aan als ik weer thuiskom. Ik heb al veel geld geïnvesteerd in andere sloten, maar zonder het gewenste resultaat. Ten einde raad heb ik her en der in huis onzichtbare draadjes gespannen, voordat ik de deur uitging. Het klinkt ziek, ik weet het, maar ik wilde het gewoon zeker weten. En mijn ergste vermoedens werden bevestigd: de draadjes trof ik telkens bij thuiskomst gebroken aan. En als dan ook nog af en toe, ’dankzij’ mijn vader, het gevoel van ’eigen schuld’ de kop opsteekt, moet ik me tot het uiterste beheersen om geen domme dingen te gaan doen. Want het gevoel van ’ik maak er een eind aan’ is me meer dan eens bekropen. Gelukkig ben ik tot nu toe zo sterk geweest om hier niet aan toe te geven, maar het illustreert wel hoe afschuwelijk wanhopig ik ben. Ik voel me onveilig en bekeken Laatst was ik met mijn hond buiten in de tuin aan het spelen - een zeldzaamheid tegenwoordig, want ik voel me onveilig, bekeken en ongemakkelijk. Roept lachend mijn ene buurvrouw over mijn hoofd heen naar de andere: ”Het is toch te gek voor woorden dat sommige mensen het hele jaar door binnen kerstverlichting aan hebben?” Laat ik nou in een klein hoekje van de woonkamer, dat van buitenaf absoluut niet te zien is, kerstlampjes hebben branden! Ze kan dat onmogelijk weten en toch is ze op de hoogte. Daar is maar één verklaring voor, hoe bizar die ook mag zijn… Ik weet zeker dat ’ze’ op de een of andere manier mijn huis in kunnen komen, maar ik kan niets bewijzen. En dat is ook precies de reden waarom niemand, behalve mijn moeder en zus, me gelooft. Talloze keren heb ik geprobeerd een ander huis te krijgen, maar de woningbouwvereniging ziet me aankomen. Bovendien weet ik diep in mijn hart dat verhuizen niet de oplossing is. Ook op een andere plek zal ik me niet veilig voelen. De huisarts kent mijn probleem, net als de politie, maar ik loop overal tegen een muur aan. En natuurlijk wil ik mezelf niet van alles vrijpleiten: ook ik heb, in een waas van verstandsverbijstering, dingen gedaan en geroepen die evenmin door de beugel kunnen. Ik beweer absoluut niet dat ik altijd een heilige ben geweest, maar dat waren ontladingen op momenten dat ik weer eens tot het uiterste gedreven werd. Mijn vertrouwen in andere mensen heeft een onherstelbare deuk opgelopen. Ik blijf me maar afvragen: waarom ik? Zou het misschien te maken hebben met het feit dat ik als dertienjarig meisje zelf op school een pester was? En daar heb ik diep, diep spijt van. Maar, en dat is niet om iets goed te praten, wij waren toen kinderen. Volwassenen zouden toch beter moeten weten? Misschien ben ik een gemakkelijk slachtoffer. Ik voel me vaak onzeker en straal dat waarschijnlijk ook uit: ideaal om als pispaal te gebruiken. Kunnen ze zo hun eigen problemen, woede, agressie en andere onverwerkte emoties kwijt. Of is het een vorm van misplaatste jaloezie? Ik werk niet, kan rustig aandoen en krijg evengoed geld uitgekeerd. Schiet ze dat in het verkeerde keelgat? Er is inmiddels een klein lichtpuntje in mijn zo duistere wereld verschenen: de laatste tijd wordt het contact met mijn vader beter en beter. Ik ben me ervan bewust geworden dat hij zijn interesse en liefde voor mij op zijn eigen manier toont. Samen hebben we zelfs een gemeenschappelijke hobby in bloemen en planten gevonden. Bloemen groeien, mensen groeien. En hopelijk groeit bij mijn buren het inzicht waar ze mee bezig zijn…
Posted on: Thu, 27 Jun 2013 05:51:53 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015