Wat gebeurt er als je sterf? Bij je dan dood? Wat gebeurt er - TopicsExpress



          

Wat gebeurt er als je sterf? Bij je dan dood? Wat gebeurt er als een mens sterft? Wat gebeurt er als een ongelovige sterft en wat gebeurt er als een gelovige sterft? Wat is het verschil in het leven na de dood tussen een gelovige en een ongelovige? Als een mens sterft, sterft dan alleen het lichaam en leeft de ziel voort, of sterft de ziel ook en is met de dood alles afgelopen? Of komt de ziel in een situatie van bewusteloosheid terecht en is er na de dood een ziele slaap? Op deze en dergelijke vragen zullen wij het antwoord in de Bijbel moeten zoeken. Hoewel de Bijbel niet alles in details vertelt, geeft de Bijbel ons toch wel veel informatie. Hoewel veel ongelovige mensen menen, dat bij de dood ook de ziel sterft, leert de Bijbel duidelijk, dat de ziel niet sterft. De ziel kan niet sterven. Bij de dood blijft de ziel gewoon verder leven. Niet hier op aarde, maar op een andere plaats. De gelovigen uit het Oude Testament wisten al, dat de ziel na het sterven verder leefde. Zie Pred. 12:1. Wat gebeurde er met het lichaam? In de tijd van het Oude Testament ging het lichaam van de overledene, net als in onze tijd, naar het graf. Het lichaam ging daarheen met een tweevoudig doel. Ook dat is gelijk aan onze tijd. Het doel was en is: Het lichaam ging naar het graf om tot ontbinding over te gaan en terug te keren naar zijn oorspronkelijke materiaal: stof, aarde. De resten van het lichaam van de mens wachtten in de aarde op de dag der opstanding, die eens zal komen. Dan zullen de resten van de overledene weer bij elkaar komen en weer een lichaam met beenderen, spieren, pezen, vlees, organen en huid vormen. Het wachten in de aarde van het lichaam, wordt in de Bijbel ook wel slapen en ontslapen genoemd. Het lichaam rust in de aarde en wacht daar, al slapende, op de grote dag der opstanding. De Bijbel kent dus wel een slapen na de dood, maar geen ziele slaap, maar een slaap van het lichaam. Dit moeten wij goed zien en deze twee moeten wij niet met elkaar verwarren. Zo lezen wij bijvoorbeeld, dat na de dood van de Here Jezus vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt (Matth. 27:52). Bij de steniging van Stephanus lezen wij: Met deze woorden ontsliep Stephanus (Hand. 7:60). Dat het hier niet gaat over een slapen van de ziel, maar van een slapen van het lichaam, bewijst Hand. 13:36, waar staat: David is ontslapen en hij heeft ontbinding gezien. Het ontslapen wordt hier gekoppeld aan de ontbinding, wat duidelijk maakt, dat het hier niet gaat over de ziel, maar over het lichaam. Bij het sterven verlaat de ziel het lichaam. Terwijl in de tijd na de opstanding van de Here Jezus de zielen van de gelovigen en van de ongelovigen niet meer naar de zelfde plaats gaan, was dat in de tijd van het Oude Testament wel het geval. Wij moeten er daarom goed op letten, dat er verschil is in de bestemming van de ziel na het sterven tussen de tijd van het Oude Testament en de tijd van het Nieuwe Testament. In de tijd van het Oude Testament was er één grote verzamelplaats voor de zielen van de gestorvenen, ongeacht of het om verloren mensen of om behouden mensen ging. Wel was die verzamelplaats verdeeld in twee gescheiden afdelingen, waarbij de behoudenis in de ene afdeling waren en de verlorenen in de andere afdeling. De verzamelplaats voor al deze zielen noemt de Bijbel het dodenrijk. Het woord dodenrijk is de vertaling van het Hebreeuwse woord sheool en van het Griekse woord hades. In Psalm 9:10 wijst David op dit dodenrijk, als hij zegt, dat zijn ziel niet in het dodenrijk achtergelaten zal worden. Hij bevestigt, dat zijn ziel eens naar het dodenrijk zal gaan. Het zal er echter niet voor altijd blijven. Op de dag van de opstanding zal Davids ziel het dodenrijk verlaten en verenigd worden met het uit de aarde opgestane lichaam. Jezus is nooit in de hel geweest. Na Zijn sterven aan het kruis was Zijn ziel gedurende drie dagen en drie nachten in het dodenrijk en niet in de hel! Dat maakt ook Hand. 2:30,31 ons duidelijk, als David zegt, dat de Here Jezus wel naar het dodenrijk zou gaan, maar er niet zou blijven. Toen de Here Jezus aan het kruis hing, sprak hij met één van de twee misdadigers over hun beider toekomstige bestemming. De Heer sprak niet met hem over de plaats waar hun lichaam naar toe gebracht zou worden, maar over de plaats waar hun zielen naar toe zouden gaan. De Heer liet merken, dat hun beider ziel naar dezelfde plaats zou gaan. De Heer noemde deze plaats het paradijs (Lucas 23:43). Wij moeten er goed op letten, dat in vier verschillende periodes er in de Bijbel telkens een andere plaats aangewezen wordt, als het over het paradijs gaat. Een heel bijzondere beschrijving van dit dodenrijk vinden wij in Lucas 16:19-31. In dit gedeelte wordt ons door de Here Jezus Zelf veel informatie verschaft over het leven na de dood. Er zijn mensen, die menen, dat wij hier slechts met een gelijkenis te doen hebben en dat wij niet te veel waarde moeten hechten aan de woorden van de Here Jezus. Dit is een omgaan met de Bijbel, die ons als gelovigen niet past. Lucas vertelt ons nergens, dat de woorden van de Here Jezus een gelijkenis waren. Alle keren als in de Bijbel sprake was van een gelijkenis, werd dit ook speciaal vermeld. Hier wordt het niet vermeld en hebben wij dus ook geen gelijkenis maar een beschrijving van het dodenrijk, zoals dit werkelijk is. Trouwens, in gelijkenissen hoor je de Here Jezus nooit namen noemen, terwijl Hij het hier duidelijk heeft over Lazarus. Als iemand echter wil vast houden, dat wij hier een gelijkenis hebben, moet hij zich goed realiseren, dat als zon gelijkenis ons dingen zou vertellen, waar wij niets aan hebben, de gelijkenis geen enkele betekenis meer zou hebben. De Here Jezus zou hier dan onbelangrijke en onbenullige dingen verkondigd hebben. Dat kan en wil toch niemand van Hem geloven? Ook al zou het hier om een gelijkenis gaan, dan moet de boodschap daarvan toch dezelfde zijn als wanneer wij dit gedeelte als een geschiedenis opvatten. Als het gaat over het lichaam, wordt de aandacht vooral gevestigd op de rijke man uit deze geschiedenis. Er staat, dat zijn lichaam begraven werd. Ook al was de man zelf verloren, ook zijn lichaam zou op de dag der opstanding uit het graf verrijzen. Als het gaat over de ziel, wordt de aandacht vooral gevestigd op Lazarus. Er staat, dat de engelen kwamen en hem, dat is zijn ziel, zijn persoonlijkheid, gedragen hebben tot in Abrahams schoot. Abrahams schoot was een Joodse uitdrukking, die sprak van de opperste gelukzaligheid, van troost, van zegen en van vreugde in het hiernamaals. Het is dus de plaats, waar de behoudenen zijn. Hier komt de ziel niet op eigen kracht terecht. De engelen brengen je er naar toe. Zij escorteren je niet slechts op de weg er naar toe. Zij dragen je. Zij nemen je op en brengen je er naar toe. Dat betekent, dat een gelovige die sterft, door de engelen weggebracht wordt naar de heerlijkheid. Op de dag van Zijn opstanding heeft de Here Jezus dus alle gelovig gestorvenen uit de paradijskant van het dodenrijk bevrijd en gebracht naar de hemelse heerlijkheid, waarna het paradijs nu ook in de hemel is, zoals Paulus schrijft in 2 Cor. 12. Dit betekent, dat de ene afdeling van het dodenrijk nu leeg is. De andere kant is niet leeg. De anderen zijn niet naar de hel overgebracht. De verlorenen gaan pas na het oordeel voor de grote witte troon naar de hel (zie Openb. 21:8). Nu zijn zij nog in de straf afdeling van het dodenrijk, waar zij reeds gepijnigd worden. Een belangrijke vraag, die vaak gesteld wordt, luidt: Weten zij, die overleden zijn, wat er nu op aarde gebeurt? Zien zij ons? Zien zij hoe wij leven? Zien zij wat er met ons gebeurt? De Bijbel spreekt hier niet over. Wij kunnen er dus geen duidelijk antwoord op geven. Meestal beantwoorden mensen deze vraag met als uitgangspunt, wat zij zelf denken, hoe het in het hiernamaals zal zijn. Men zegt dan bijvoorbeeld: Er is geen verdriet in het hiernamaals, dus kunnen zij niet zien, wat er op aarde gebeurt. Dit lijkt aannemelijk. Men vergeet dan echter, dat men in het hiernamaals in een andere situatie verkeert en mogelijk wel in staat is om iets verdrietig te zien en er zelf niet verdrietig van te worden. Wij denken dan vaak aan de dood van een geliefde en wijzen er op, dat wij aan zo iemand niet kunnen denken, of wij worden weer bedroefd. Wij vergeten dan, dat de tijd alle wonden heelt. Na geruime tijd kunnen wij wel aan de dood van een geliefde denken, zonder er opnieuw bedroefd van te worden. Zo zou het kunnen zijn, dat de overledenen het aardse leven kunnen gadeslaan. Wij mogen niet zeggen, dat zij beslist ons niet zien. Wij weten het gewoon niet. Het kan zijn, dat zij het aardse leven kunnen gadeslaan en dat zij ook ons en hun geliefden op aarde zijn. Het kan ook zijn, dat zij niets van dit alles meer zien. Wij weten het niet. Dit is een verborgenheid, waarover ik geen uitspraak kan doen.
Posted on: Wed, 30 Oct 2013 10:04:02 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015